Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door het CBR, omdat hij niet geschikt werd geacht om te rijden wegens drugsmisbruik. Het primaire besluit van het CBR, dat op 14 september 2021 was genomen, verklaarde het rijbewijs van eiser ongeldig vanaf 21 september 2021. Dit besluit volgde op een aanhouding van eiser op 6 december 2020, waarbij hij verdacht werd van rijden onder invloed van drugs. Na bloedonderzoek bleek dat eiser amfetamine, cocaïne en GHB in zijn bloed had.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR, maar dit werd op 2 november 2021 kennelijk ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 2 juni 2022 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser en een vertegenwoordiger van het CBR aanwezig waren. De rechtbank heeft overwogen dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig heeft verklaard, omdat de rapportage van de psychiater geen gebreken vertoonde en de diagnose cannabismisbruik niet in geschil was. De rechtbank oordeelde dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs geen maatregel was die voortvloeide uit een strafrechtelijke aanklacht, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser niet konden leiden tot een wijziging van het besluit.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van de uitspraak.