ECLI:NL:RVS:2020:2289
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen tijdelijke bewaring van paspoort
Op 7 september 2019 heeft de korpschef van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel in Amsterdam het paspoort van een vreemdeling tijdelijk in bewaring genomen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde dit bezwaar op 4 november 2019 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam, beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 14 februari 2020 het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 28 september 2020 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangegeven dat er hoger beroep mogelijk is tegen de uitspraak over de tijdelijke bewaring van het paspoort. Volgens de wet is er geen mogelijkheid tot hoger beroep in deze zaak. De Raad van State verklaart zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 september 2020.