ECLI:NL:RVS:2020:2289

Raad van State

Datum uitspraak
28 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
202001598/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen tijdelijke bewaring van paspoort

Op 7 september 2019 heeft de korpschef van de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel in Amsterdam het paspoort van een vreemdeling tijdelijk in bewaring genomen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde dit bezwaar op 4 november 2019 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam, beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank heeft op 14 februari 2020 het beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak van 28 september 2020 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangegeven dat er hoger beroep mogelijk is tegen de uitspraak over de tijdelijke bewaring van het paspoort. Volgens de wet is er geen mogelijkheid tot hoger beroep in deze zaak. De Raad van State verklaart zich daarom onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 525,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 september 2020.

Uitspraak

202001598/1/V3.
Datum uitspraak: 28 september 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 14 februari 2020 in zaak nr. 19/8863 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Op 7 september 2019 heeft de korpschef van Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel in Amsterdam het paspoort van de vreemdeling tijdelijk in bewaring genomen.
Bij besluit van 4 november 2019 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I.M. Hagg, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.    De uitspraak van de rechtbank gaat over het tijdelijk in bewaring nemen van het paspoort van de vreemdeling (artikel 52, eerste lid, van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000). Dat onder de uitspraak ten onrechte staat dat wel hoger beroep kan worden ingesteld, verandert dat niet.
2.    De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 525,00 (zegge: vijfhonderdvijfentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Laar
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2020
551.