Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
€ 478.430. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslagheeft de inspecteur
€ 18.127 belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete van € 119.607 opgelegd.
[inspecteur 1] en [inspecteur 2].
2.Feiten
- géén kopie ID bewijzen van de afhalende persoon;
- géén afhaalverklaringen;
- géén afgetekende verkoopfactuur voor ontvangst’
- géén foto’s afhalend voertuig’
- géén mails met orders, betalingen en of informatie over de personen die de voertuigen komen halen en wanneer.”
- inkoopfacturen;
- CMR’s met betrekking tot de inkoop;
- bankafschriften;
- verkoopfacturen;
- kostenfacturen.
‘[titel]’ en ‘[titel]’.
3.Beoordeling door de rechtbank
.De vergrijpboete is echter naar het oordeel van de rechtbank niet terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.Conclusie en gevolgen
5.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor wat betreft de vergrijpboete;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor wat betreft de vergrijpboete;
- vernietigt de vergrijpboete;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 354 aan belanghebbende moet vergoeden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.518 aan proceskosten aan belanghebbende.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;