Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Als derde-belanghebbende is in het geding betrokken:
de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Bestreden besluit
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Oordeel van de rechtbank
Conclusie
Schadevergoeding
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het UWV op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.526,20;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan eiser van een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn tot een bedrag van € 500,-.