ECLI:NL:CRVB:2020:1998
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die van 1 maart 2011 tot 1 maart 2012 in dienst was van een werkgever, had in hoger beroep aangevoerd dat hij de werkgever op niet mis te verstane wijze had aangemaand om loon voor overwerk uit te betalen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het dagloon aan te passen. Appellant had een vergoeding van € 3.420,20 ontvangen, maar het Uwv had dit bedrag niet meegenomen in de dagloonberekening omdat appellant niet had aangetoond dat hij de werkgever tijdig had gemaand om het loon uit te keren. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.