ECLI:NL:RBZWB:2022:3043
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door heffingsambtenaar in belastingzaak
Op 3 juni 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de belastingzaken BRE 22/677 en 22/678. De belanghebbende, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. Dit beroep volgt op eerdere uitspraken van de rechtbank en het Gerechtshof, waarbij de heffingsambtenaar opnieuw moest beslissen op het bezwaar van de belanghebbende. De belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar dit niet tijdig heeft gedaan, wat aanleiding geeft tot het indienen van beroep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de heffingsambtenaar na de uitspraak van het Gerechtshof nog zes weken de tijd had om op het bezwaar te beslissen. De ingebrekestelling door de belanghebbende was prematuur, aangezien deze al was gedaan op 30 januari 2022, terwijl de termijn pas op 24 februari 2022 verstreek. Hierdoor is het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukt dat de heffingsambtenaar alsnog een uitspraak op bezwaar moet doen, ondanks het feit dat er nog geen uitspraak is gedaan.
Daarnaast heeft de belanghebbende verzocht om een immateriële schadevergoeding, maar dit verzoek is afgewezen omdat de redelijke termijn voor de beroepsprocedure niet is overschreden. Aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, is er geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht en proceskosten. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep is niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om immateriële schadevergoeding is afgewezen.