Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB voor het jaar 2018 tot € 994 negatief (na verrekening met de loonheffing);
- handhaaft de beschikking nog te verrekenen buitenlandse bronheffing box 3;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 49 aan haar vergoedt.
2.Gronden
“50% inkomen< 2005”in de zelfgemaakte berekening (zie 2.4) is gebaseerd op de zogenoemde Duitse regeling van het ‘Besteuerungsanteil’, zoals opgenomen in artikel 22, derde lid van het Duitse Einkommenssteuergesetz (hierna: EStG). De rechtbank heeft de gemachtigde tijdens de tweede zitting de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:709, voorgehouden, waarin het Gerechtshof heeft geoordeeld dat de Duitse regeling van het ‘Besteuerungsanteil’ niet als doel heeft om een bepaald minimuminkomen buiten de belastingheffing te laten. De rechtbank volgt het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op dit punt. Ook de Duitse aftrek in verband met de uitgaven voor zorgkosten is geen regeling die als doel heeft een bepaald minimuminkomen buiten de belastingheffing te laten. Slechts de regeling van het ‘Grundfreibetrag’ (in 2018 maximaal € 9.000) heeft dat doel. Rekening houdend met enerzijds die regeling en anderzijds de volledige bedragen van de AOW-uitkering en de pensioenuitkering zou belanghebbende in Duitsland wel inkomstenbelasting zijn verschuldigd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;