Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend zoals vermeld in 2.22, met dienovereenkomstige aanpassing van de belastingrentevergoeding;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 48 aan hem vergoedt.
2.Gronden
het wereldwijde inkomenvan de buitenlandse belastingplichtige
dermate laag is dat in het woonland geen inkomstenbelasting verschuldigd is als gevolg van regelingen van dat land die als doel hebben om een bepaald minimuminkomen buiten de belastingheffing te laten. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een belastingvrije som.
Onder de bepaling valt niet de situatie waarin de belastingplichtige in het woonland geen belasting is verschuldigd door de toepassing van regels ter voorkoming van dubbele belasting, terwijl zonder de toepassing van deze regels wel belasting verschuldigd zou zijn.” (onderstrepingen Rb).
onvoldoendeinkomen is waardoor
niet volledigrekening kan worden gehouden met de persoonlijke en gezinssituatie. Naar de rechtbank begrijpt moet bij de beoordeling of dat het geval is, het inkomen in samenhang met de belastingvoordelen voor de persoonlijke en gezinssituatie in ogenschouw worden genomen. Het gaat om de belastingvoordelen die de belanghebbende zou kunnen hebben indien het gehele inkomen in de woonstaat zou zijn verdiend. De rechtbank wijst in dit kader op punt 39 van de zaak X:
een zodanig gering inkomen dat die staat hem niet de voordelen kan toekennen waarop aanspraak ontstaat wanneer al zijn inkomen en zijn persoonlijke en gezinssituatie in de beschouwing worden betrokken.” (onderstreping Rb).
de noodzaak, de belastingplichtigen van de betrokken lidstaten te waarborgen dat hun gehele persoonlijke en gezinssituatie uiteindelijk volledig en naar behoren in aanmerking wordt genomen, ongeacht de wijze waarop de betrokken lidstaten deze verplichting onderling hebben verdeeld. Bij gebreke van die verzoening zou de vrije verdeling van de heffingsbevoegdheid over de lidstaten tot ongelijkheden in behandeling tussen de betrokken belastingplichtigen kunnen leiden die niet het gevolg zouden zijn van dispariteiten tussen de nationale belastingwetgevingen en zich dus niet zouden verdragen met de vrijheid van vestiging (…).” (onderstreping Rb).
alleNederlandse belastingvoordelen met betrekking tot de persoonlijke en gezinssituatie aan belanghebbende te onthouden. Nog ervan afgezien dat het voorkomen van een dubbel (vergelijkbaar) belastingvoordeel niet zonder meer een rechtvaardiging voor een ongelijke behandeling is, [11] zou dat disproportioneel zijn. Het ligt eerder in de rede om bij de toekenning van een belastingvoordeel door de bronstaat er rekening mee te houden of een vergelijkbaar belastingvoordeel reeds door de woonstaat is toegekend (vgl. 2.21, derde alinea).
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;