Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Motivering
- het jaar 2003 (zaaknummer 21/5838);
- het jaar 2004 (zaaknummer 21/5839);
- het jaar 2005 (zaaknummer 21/5840).
- Primair. Belanghebbende moet als een doelvermogen worden aangemerkt, als gevolg waarvan belanghebbende niet-transparant is voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en als opbrengstgerechtigde in de zin van artikel 1 van de Wet op de dividendbelasting 1965 (Wet DB) (opbrengstgerechtigde). Omdat belanghebbende, ware het in Nederland gevestigd, evenwel niet onderworpen is aan de Wet Vpb, komt het in aanmerking voor teruggaaf op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet DB.
- Subsidiair. Ook als belanghebbende niet als doelvermogen kan worden aangemerkt, is het – ondanks dat belanghebbende voor de Wet Vpb als transparant wordt gezien – toch aan te merken als opbrengstgerechtigde. Nu belanghebbende niet onderworpen is aan vennootschapsbelasting, komt het in aanmerking voor teruggaaf op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet DB.
- Meer subsidiair. Belanghebbende moet als een doelvermogen worden aangemerkt. Daarom is belanghebbende niet-transparant voor de toepassing van de Wet Vpb en moet haar toegang worden verleend tot het regime voor een fiscale beleggingsinstelling (fbi) zoals is neergelegd in artikel 28 van de Wet Vpb (fbi-regime).
- Nog meer subsidiair. Indien belanghebbende niet als doelvermogen kan worden aangemerkt, bevindt het zich in een objectief vergelijkbare situatie als Nederlandse beleggingsfondsen die naar Nederlands recht onderworpen zijn aan de Wet Vpb. Daarom moet aan belanghebbende toegang worden gegeven tot de voordelen van het fbi-regime.
de factodan wel indirecte discriminatie.
2.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;