ECLI:NL:RBZWB:2022:262
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet voldaan griffierecht en afwijzing verzoek om immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen de bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van een pand. De gemachtigde van de belanghebbende, mr. D.A.N. Bartels, heeft in het kader van het beroep op betalingsonmacht diverse correspondentie gevoerd met de griffier. Ondanks herhaalde verzoeken om het griffierecht van € 360 te voldoen, is dit niet tijdig gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht gedeeltelijk is ontvangen, maar dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van betalingsonmacht. De rechtbank volgt hierbij de lijn van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat stelt dat ook rechtspersonen een beroep op betalingsonmacht kunnen doen, maar dat dit beroep niet succesvol kan zijn zonder voldoende onderbouwing van de financiële situatie van de belanghebbende en haar bestuurders. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn niet is overschreden. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.