ECLI:NL:RBZWB:2022:2577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
11 mei 2022
Zaaknummer
AWB- 20_8196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loondoorbetalingsverplichting en re-integratie-inspanningen in het kader van de WIA

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 10 mei 2022, staat de loondoorbetalingsverplichting van een werkgever in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) centraal. Eiseres, een werkgever, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV waarin werd vastgesteld dat zij onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht voor haar werkneemster, die sinds 1 september 1991 in dienst was en sinds 3 april 2018 arbeidsongeschikt was gemeld. Het UWV had de loondoorbetalingsverplichting van eiseres verlengd tot 30 maart 2021, wat eiseres betwistte.

De rechtbank behandelt het procesverloop, waarin het UWV op 7 februari 2020 een primair besluit nam en op 20 juli 2020 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaarde. De rechtbank oordeelt dat het UWV aannemelijk moet maken dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. De rechtbank constateert dat er geen bevredigend resultaat is behaald, aangezien er geen (gedeeltelijke) werkhervatting heeft plaatsgevonden. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd waarom zij geen passende functies heeft aangeboden aan de werkneemster.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres tekort is geschoten in haar re-integratie-inspanningen. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bevestigt het besluit van het UWV. De uitspraak benadrukt het belang van de re-integratie-inspanningen van werkgevers en de noodzaak om passende werkzaamheden aan te bieden, ook in het geval van arbeidsconflicten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8196 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam 1] , eiseres

gemachtigde: mr. M.J. Hoekstra,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het UWV),verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam werkneemster], te [plaatsnaam 2] (werkneemster)
gemachtigde: mr. M. Mohrmann.

Procesverloop

In het besluit van 7 februari 2020 (primaire besluit) heeft het UWV besloten dat eiseres niet voldoende heeft gedaan om haar werkneemster te re-integreren. Het UWV heeft de loondoorbetalingsverplichting van eiseres aan haar werkneemster verlengd tot 30 maart 2021.
In het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Bij beslissing van 29 april 2021 heeft de rechtbank – met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) – bepaald dat kennisneming van de medische stukken is voorbehouden aan een gemachtigde van eiseres die arts of advocaat is dan wel daarvoor van de rechtbank bijzondere toestemming heeft gekregen.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank op 15 februari 2022. Namens eiseres waren aanwezig de gemachtigde, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] . Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. N. Regragui. Veder was werkneemster aanwezig, met haar dochter [naam dochter] , haar gemachtigde en diens collega mr. R.L. van Heusden.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd met zes weken.
Overwegingen
1.
Feiten en omstandigheden
1.1
Omdat werkneemster geen toestemming heeft gegeven om haar medische gegevens aan eiseres te verstrekken, en de rechtbank heeft bepaald dat kennisneming van medische stukken is voorbehouden aan een gemachtigde die arts of advocaat is, zal de rechtbank terughoudend zijn met het opnemen van inhoudelijk-medische overwegingen in deze uitspraak om te voorkomen dat eiseres alsnog kennisneemt van de medische situatie van werkneemster.
1.2
Werkneemster werkte sinds 1 september 1991 in loondienst bij eiseres, laatstelijk in de functie van 1e medewerker zorg IG voor 18 uur per week in avond- en nachtdiensten op de locatie [naam locatie] in [plaatsnaam 3] . Op 3 april 2018 is werkneemster arbeidsongeschikt gemeld.
1.3
Op 7 januari 2020 heeft werkneemster bij het UWV een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd.
Het UWV heeft in het primaire besluit besloten de loondoorbetalingsplicht van eiseres te verlengen tot 30 maart 2021. Volgens het UWV heeft eiseres onvoldoende re-integratie inspanningen verricht. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en de verlenging van de loondoorbetalingsplicht gehandhaafd.
2.
Omvang geschil
In geschil is de vraag of het UWV bij het bestreden besluit terecht het primaire besluit, waarbij de loondoorbetalingsplicht van eiseres aan werkneemster is verlengd tot 30 maart 2021, heeft gehandhaafd.
3.
Wettelijk kader
3.1
Artikel 65 van de WIA bepaalt dat de aanvraag voor een WIA-uitkering, zoals bedoeld in artikel 64 van de WIA, vergezeld gaat van een re-integratieverslag ex artikel 25, derde lid, van de WIA. Het UWV beoordeelt of de werkgever en de verzekerde in redelijkheid hebben kunnen komen tot de verrichte re-integratie-inspanningen.
Indien bij de behandeling van de aanvraag en de beoordeling van de verrichte re-integratie-inspanningen blijkt dat de werkgever zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, verlengt het UWV op grond van artikel 25, negende lid, van de WIA het tijdvak gedurende welke de verzekerde jegens die werkgever recht heeft op loon op grond van artikel 7:629 van het BW. De werkgever kan in het verlengde tijdvak zijn tekortkoming ten aanzien van de bedoelde re-integratie-inspanningen herstellen. De verlenging is ten hoogste 52 weken.
3.2
In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter [1] (verder: Beleidsregels) heeft het UWV een inhoudelijk kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. Volgens de Beleidsregels staat bij de beoordeling het bereikte resultaat voorop.
Als een bevredigend resultaat is bereikt, zijn er volgens de Beleidsregels voldoende re-integratie-inspanningen verricht. Van een bevredigend resultaat is sprake als gekomen is tot een (gedeeltelijke) werkhervatting, die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van de werknemer. Indien het UWV het resultaat niet bevredigend acht, zal volgens de Beleidsregels bij de beoordeling worden gekeken naar wat door werkgever en werknemer daadwerkelijk ondernomen is. Bij de beoordeling van de inspanningen let het UWV op onder meer de opgestelde probleemanalyse en het opgestelde plan van aanpak. Volgens het beoordelingskader ligt het voor de hand dat werkgever en werknemer zich in eerste instantie inspannen om de werknemer zijn eigen functie weer te laten oppakken. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan wordt gekeken naar ander passend werk binnen het bedrijf. Hervattingsmogelijkheden bij een andere werkgever komen aan de orde als hervatting in eigen of passend werk binnen het bedrijf niet meer mogelijk is. Met name tijdens de zogenoemde eerstejaarsevaluatie moeten volgens het beoordelingskader wat betreft de re-integratie eventueel keuzes worden gemaakt voor re-integratie-inspanningen in het eigen bedrijf of bij een andere werkgever.
In de uitspraken van 28 oktober 2009 en 18 november 2009 [2] heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dit beleid als niet onredelijk beoordeeld.
4.
Beoordeling
4.1
Het besluit tot oplegging van de loonsanctie is een door het UWV ambtshalve genomen besluit met een voor eiseres belastend karakter. Op grond van vaste rechtspraak [3] moet het UWV aannemelijk maken dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Uit het belastende karakter van het besluit tot oplegging van een loonsanctie volgt dat het UWV bij dat besluit duidelijk dient te motiveren welke tekortkoming aan de werkgever wordt verweten en gemotiveerd uiteen dient te zetten dat dit zonder deugdelijke grond is gebeurd.
4.2
Niet in geschil is dat geen sprake is van een bevredigend resultaat in de zin van de Beleidsregels, omdat geen sprake is van een (gedeeltelijke) werkhervatting die aansluit bij de resterende functionele mogelijkheden van werkneemster. Het UWV heeft dan ook terecht aangenomen dat er geen sprake was van een bevredigend resultaat en kon toekomen aan een beoordeling van de re‑integratie‑inspanningen.
4.3
Het standpunt van het UWV, dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat dit zonder deugdelijke grond is gebeurd, is gebaseerd op een rapportage van een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b.
In zijn rapport van 3 februari 2020 stelt arbeidsdeskundige De Rijke dat eiseres niet genoeg heeft gedaan om werkneemster te re-integreren. De arbeidsdeskundige stelt de volgende tekortkomingen:
Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt of er herplaatsingsmogelijkheden in aangepast werk binnen haar organisatie zijn;
Eiseres heeft het advies van de bedrijfsarts om werkneemster de mogelijkheid te bieden om te proberen te re-integreren in het eigen werk in de nachtdienst, niet opgevolgd;
Er is sprake van een arbeidsconflict en eiseres heeft geen concrete stappen gezet om tot verbetering of herstel van de relatie te komen conform de STECR Werkwijzer Arbeidsconflicten.
In zijn rapport van 16 juli 2020 stelt arbeidsdeskundige b&b Heijmans dat eiseres niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom alle als mogelijk passende functies voor werkneemster, inclusief de eigen functie (al dan niet gedeeltelijk aangepast) niet zijn onderzocht op de daadwerkelijke mogelijkheden. Ook met de in de bezwaarprocedure gegeven informatie heeft eiseres volgens de arbeidsdeskundige b&b niet inzichtelijk gemaakt waarom deze functies niet adequaat uitvoerbaar zijn door werkneemster, mede gelet op de afwijkende visie die werkneemster hier zelf over naar voren heeft gebracht. Eiseres stelt dat een aangepast takenpakket of ‘jobcarving’ niet wettelijk van haar is te eisen. Een werkgever is echter op grond van de Werkwijze Poortwachter gehouden passende werkzaamheden aan te bieden. Daarbij moeten ook de mogelijkheden tot aanpassing van het eigen werk (of andere functies), bijvoorbeeld takenaanpassing of -ruil, worden bezien. Daarnaast bestaat er al langere tijd verschil van inzicht tussen de werkgever en werkneemster over de mogelijkheden tot re-integratie bij de eigen werkgever. Hiervoor is door werkneemster twee keer een deskundigenoordeel gevraagd, waarbij de re-integratie-inspanningen van eiseres als onvoldoende zijn aangemerkt. Eiseres heeft niets ingebracht waaruit blijkt dat geprobeerd is om tot een verbetering van de verhoudingen te komen. De arbeidsdeskundige b&b ziet geen aanleiding om de visie van eiseres, dat wel voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht, te volgen.
4.4
Herplaatsingsmogelijkheden in aangepast werk
In het eerste deskundigenoordeel van 2 september 2018 oordeelde de arbeidsdeskundige van het UWV dat de inspanningen van eiseres onvoldoende waren, omdat er onvoldoende onderbouwing was dat er binnen SVRZ geen passende functies zouden zijn.
Na de aanpassing van de functionele mogelijkhedenlijst (FML) door de bedrijfsarts op 11 september 2018 heeft de arbeidsdeskundige van eiseres De Bert in zijn rapport van 30 oktober 2018 de volgende functies passend geacht voor werkneemster:
- medewerker welzijn;
- medewerker interne zaken;
- planningsmedewerker;
- administratief medewerkster;
- medewerker zorgservice;
- receptioniste;
- telefoniste; en
- medewerker wonen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres van 30 oktober 2018 tot 7 januari 2020 (de datum van indiening van de WIA-aanvraag met het re-integratieverslag) de tijd had om inspanningen te verrichten gericht op het herplaatsen van werkneemster in één van deze (al dan niet aangepaste) functies.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier dat werkneemster heel veel inzet heeft getoond om te re-integreren in andere functies bij haar eigen werkgever (spoor 1b).
Zij heeft veelvuldig gesolliciteerd op functies die de arbeidsdeskundige passend achtte, een mooi CV gemaakt, een cursus computervaardigheden gedaan en werkervaringsplaatsen vervuld in de functies medewerker welzijn en medewerker wonen.
Eiseres heeft bij elke door de arbeidsdeskundige genoemde functie een motivering gegeven waarom plaatsing in die functie niet is gelukt of niet is geprobeerd.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat eiseres onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er met zoveel andere mogelijk passende functies bij de eigen werkgever niet meer (eventueel met jobcarving aangepaste) werkzaamheden zijn aangeboden. Zo had in de functie van medewerker wonen een oplossing gezocht kunnen worden in het overnemen van zware huishoudelijke klussen. Eiseres heeft niet overtuigend onderbouwd dat dit niet mogelijk was. De door de arbeidsdeskundige genoemde administratieve functies zijn om allerlei redenen niet geprobeerd. De rechtbank begrijpt dat eiseres op zoek was naar duurzaam passend werk, maar door de meeste voorgestelde functies niet aan te bieden, zijn mogelijk wel re-integratiekansen gemist. Zoals de gemachtigde van het UWV ter zitting terecht stelde, gaat het om de inspanningen van de werkgever en het succes daarvan op de lange duur is wenselijk, maar niet bepalend. De door het UWV gestelde tekortkoming houdt in rechte stand.
4.5
Eigen werk
Op 20 maart 2019 – dus nog voor het einde van het eerste ziektejaar – adviseerde de bedrijfsarts om werkneemster, in het kader van de Wet verbetering poortwachter en de reintegratietoets die in de toekomst gaat komen, de mogelijkheid te geven om te proberen te re-integreren in haar eigen functie in de nachtdienst, te starten met minder uren. Op 24 april 2019 adviseerde de bedrijfsarts dit opnieuw.
In het tweede deskundigenoordeel van 25 juli 2019 geeft de arbeidsdeskundige van het UWV aan dat de re-integratie-inspanningen van eiseres niet voldoende zijn. Daartoe stelt zij onder andere:
“Het advies van de bedrijfsarts om klant de mogelijkheid te geven om te proberen te re-integreren in het eigen werk in de nachtdienst wordt niet opgevolgd. Wel wordt aangegeven dat klant het lastig vindt om haar eigen werk los te laten. Juist dan is het van belang dat ze de kans krijgt om te ervaren of het werk in de nachtdienst wel of niet haalbaar Is. Zolang dit niet gebeurt, zal dit de re-integratie stagneren omdat de focus van klant deels blijft liggen op terugkeer in de nachtdienst. De bedrijfsarts acht het duidelijk niet ten koste gaan van de gezondheid van klant om te re-integreren in nachtdiensten. Of het uiteindelijk haalbaar blijkt binnen haar belastbaarheid om structureel het werk in de nachtdienst te kunnen uitvoeren zal de praktijk uitwijzen. De angst van werkgever dat het onverantwoord is voor de bewoners om klant hierop in te zetten kan in 1e instantie ondervangen worden door haar boventallig te laten starten. Mocht blijken dat het werk past binnen haar belastbaarheid kan zij t.z.t. wel ingeroosterd worden.”
Werkneemster heeft vanaf het begin af aan aangegeven dat zij graag wil proberen te hervatten in haar eigen werk op haar eigen locatie om te proberen of zij dit werk nog kan doen. Zij wil 2 of 3 avonden proberen, eerst boventallig en daarna regulier. Ook geeft zij aan dat eventuele kleine aanpassingen in het eigen werk, zoals het gebruik van de lift of stationering op de eerste verdieping mogelijk zijn. Eiseres heeft echter aangegeven dat werkneemster de lift niet zou mogen gebruiken in de nacht vanwege het ontruimingsplan. Werkneemster heeft op enig moment zelfs de FNV erbij betrokken om toch de kans te krijgen haar eigen werk nog een keer te proberen. Van eiseres mag werkneemster haar eigen werk alleen proberen bij tante [naam tante] , omdat dat gelijkvloers is. Dat heeft werkneemster gedaan, maar die doelgroep is anders (psychogeriatrisch in plaats van somatisch) en daarom volgens werkneemster te stressvol.
De rechtbank overweegt dat eiseres meerdere malen het advies van de bedrijfsarts en dat van het tweede deskundigenoordeel op 25 juli 2019 op dit punt heeft gepasseerd. Dit is een tekortkoming die het UWV haar terecht verwijt, aangezien eiseres hier geen deugdelijke grond voor heeft. Zo heeft eiseres niet de suggestie opgevolgd werkneemster eerst boventallig te plaatsen. De gevolgen van deze keuze van eiseres blijven voor haar rekening en risico. Deze tekortkoming houdt stand.
4.6
Arbeidsconflict
In het actueel oordeel van 20 december 2019 stelt de bedrijfsarts dat sprake is van een verschil van inzicht over de mogelijkheden van passend werk bij de eigen werkgever. In het verzuimtraject zijn daar twee deskundigenoordelen over gevraagd. Het verschil van inzicht bestaat nog steeds, aldus de bedrijfsarts.
Eiseres stelt dat dit de eerste keer is dat de bedrijfsarts dit benoemt en dat een verschil van inzicht iets anders is dan een arbeidsconflict.
De rechtbank volgt de toelichting van het UWV dat een arbeidsconflict kan bestaan uit een verschil van inzicht over de mogelijkheden tot re-integratie in het eigen of aangepast werk binnen de eigen organisatie. Daarvan was in dit geval sprake gezien de eerste twee tekortkomingen. Hoewel er geen ruzie was tussen eiseres en werkneemster, was er dus wel sprake van een arbeidsconflict. Ook deze tekortkoming houdt stand.
5.
Conclusie
Uit de voorgaande overwegingen volgt dat het besluit tot het opleggen van de loonsanctie berust op een deugdelijke motivering en dat het bestreden besluit in rechte stand houdt.
Het beroep is ongegrond.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 10 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Besluit van 3 december 2002, Stcrt. 2002, 236, gewijzigd bij Besluit van 17 oktober 2006, Stcrt. 2006, 224.