In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Hervormde Stichting Bejaardenzorg Capelle aan den IJssel tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarbij de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever is verlengd. De werkneemster, die sinds 2006 in dienst was, viel in 2012 uit met buikklachten en werd als bedlegerig beschouwd. De bedrijfsarts heeft in de periode daarna onvoldoende re-integratie-inspanningen ondernomen, wat leidde tot een loonsanctie van het Uwv. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van de werkgever ongegrond, maar in hoger beroep oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat het Uwv niet zorgvuldig heeft gehandeld. De verzekeringsarts heeft de werkneemster niet op het spreekuur gezien en geen huisbezoek afgelegd, ondanks het advies van de bedrijfsarts. Dit heeft geleid tot een onzorgvuldige besluitvorming. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en herroept het besluit van het Uwv, omdat de loonsanctie op een onvoldoende grondslag berust. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige re-integratie-inspanningen en de rol van de verzekeringsarts in het proces.