ECLI:NL:RBZWB:2022:257

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
21 januari 2022
Zaaknummer
BRE-20_8781
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep op betalingsonmacht in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2021 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een beroep op betalingsonmacht door een rechtspersoon in verband met een aanslag leges. De belanghebbende, een rechtspersoon, had een beroepschrift ingediend tegen de aanslag leges, maar was in gebreke gebleven met het betalen van het griffierecht van € 354. De griffier had de belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om betalingsonmacht te onderbouwen, maar de ingediende gegevens waren onvoldoende. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet had aangetoond dat er sprake was van betalingsonmacht, omdat niet van alle bestuurders gegevens waren ingediend, ondanks expliciete verzoeken van de griffier. De rechtbank volgde daarbij de lijn van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat stelt dat ook rechtspersonen een beroep op betalingsonmacht kunnen doen, maar dat dit beroep goed onderbouwd moet zijn. Aangezien de belanghebbende niet aan deze vereisten voldeed, verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 20/8781

uitspraak van 25 januari 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats],

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen,

de heffingsambtenaar.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de aanslag leges met aanslagnummer [aanslagnummer]. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 354. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
In verband met het beroep op betalingsonmacht heeft de griffier bij brief van 10 november 2021 belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de betalingsonmacht te onderbouwen zowel van belanghebbende zelf als voor iedere bestuurder en aandeelhouder afzonderlijk. Belanghebbende heeft bij brief van 20 november 2020 gereageerd. De griffier heeft vervolgens bij brief van 4 december 2020 het beroep op betalingsonmacht, bij gebrek aan gegevens, afgewezen.
Bij brief van 10 december 2020, ontvangen bij de rechtbank op 21 december 2020, overlegt belanghebbende alsnog gegevens ter onderbouwing van het beroep op betalingsonmacht. De griffier van de rechtbank heeft bij brief van 22 december 2020 verwezen naar de eerder gezonden brief van 4 december 2020 waarbij het beroep op betalingsonmacht is afgewezen.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 3 januari 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Daarop is de brief op 22 januari 2021 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post.
Bij brief van 26 januari 2021, ontvangen bij de rechtbank op 16 februari 2021 doet belanghebbende wederom een beroep op betalingsonmacht en overlegt een rekeningafschrift van belanghebbende. Bij brief van 3 maart 2021 is belanghebbende wederom in de gelegenheid gesteld om de betalingsonmacht te onderbouwen van zowel belanghebbende zelf als voor iedere bestuurder afzonderlijk. De enveloppe waarin deze brief is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Deze brief is aangetekend verstuurd naar het door belanghebbende opgegeven adres. Daarop is de brief op 22 maart 2021 nogmaals naar dat adres gestuurd, nu per gewone post en met een laatste termijn van twee weken.
Omdat er geen reactie is ontvangen, heeft de griffier het beroep op betalingsonmacht bij brief van 14 juli 2021 afgewezen.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 13 augustus 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Bij brief van 15 augustus 2021 verwijst belanghebbende naar de door hem eerder verzonden brief van 26 januari 2021 en stelt niet eerder een bevestiging te hebben ontvangen van het beroep op betalingsonmacht. De griffier heeft bij brief van 23 augustus 2021 gereageerd en een afschrift van de brief van 14 juli 2021 meegezonden. De griffier heeft er ook op gewezen dat het griffierecht binnen de gestelde betalingstermijn dient te worden betaald en dat het niet of niet op tijd betalen van het griffierecht kan leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
Hier is niet gebleken dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Opmerking verdient daarbij dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. De rechtbank volgt de lijn van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat rechtspersonen eveneens een beroep kunnen doen op betalingsonmacht [1] . Bij de beoordeling of een rechtspersoon met succes een beroep kan doen op betalingsonmacht, moet niet alleen worden beoordeeld of de rechtspersoon inkomen of vermogen heeft waaruit het verschuldigde griffierecht kan worden voldaan, maar ook of de aandeelhouders en/of bestuurders van de rechtspersoon in staat moeten kunnen worden geacht de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te voldoen [2] . Op basis van de door belanghebbende ingebrachte gegevens, een rekeningafschrift van belanghebbende, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van betalingsonmacht. Belanghebbende heeft namelijk niet van alle bestuurders gegevens ingebracht, hoewel de griffier daar wel expliciet om had gevraagd.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 25 januari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:706 en Hoge Raad 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2020