ECLI:NL:RBZWB:2023:3119

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2493
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen afwijzing woonvoorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 juli 2020, waarin haar aanvraag voor een woonvoorziening werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar op 26 april 2022 niet-ontvankelijk, wat eiseres aanvecht.

De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres en concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat er geen procesbelang meer was. Eiseres had geen ander resultaat kunnen bereiken met haar bezwaar, aangezien de afwijzing van haar aanvraag al vaststond. De rechtbank wijst erop dat een bezwaarprocedure bedoeld is om het bestuursorgaan de kans te geven om zijn besluit te heroverwegen, maar dat dit niet betekent dat een bezwaar altijd ontvankelijk is.

Daarnaast doet eiseres aanspraak op schadevergoeding voor immateriële schade door overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van spanning en frustratie, omdat eiseres al op de hoogte was van de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af en verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het college het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar.
1.1.
Het college heeft bij besluit van 13 juli 2020 besloten om aan eiseres geen woonvoorziening in de vorm van aanpassing van de deur tussen de woonkamer en de slaapkamer toe te kennen. Eiseres heeft hiertegen op 29 juli 2020 bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 26 april 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is er sprake van onbehoorlijk bestuur en handelen?
4. Eiseres voert aan dat er sprake is van onbehoorlijk bestuur en handelen door het college. Deze grond slaagt niet. Op zitting is aan de orde gesteld dat de klachten van eiseres over het handelen van of bejegening door het college buiten de omvang van de onderhavige procedure vallen.
Mocht verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren om de dwangsommen te laten stoppen?
5. Eiseres voert aan dat het college met het afgeven van een besluit op bezwaar dient te komen tot een volledige en volwaardige heroverweging op basis van de ingebrachte bezwaren. Eiseres stelt dat het college haar bezwaren enkel niet-ontvankelijk heeft verklaard om (verdere) dwangsommen te voorkomen. Daarnaast voert eiseres aan dat het college al tot een inhoudelijke behandeling was overgegaan, omdat er tussen partijen al over de zaak was gesproken. Volgens eiseres is haar bezwaar hierdoor ontvankelijk en mocht het college niet meer overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van haar bezwaren.
5.1.
Deze gronden slagen niet. Het college heeft (veel) te laat op het bezwaar van eiseres beslist. Dit heeft het college in het bestreden besluit ook erkend. Om het college te manen om op het bezwaar te beslissen, heeft eiseres tot tweemaal toe een beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen ingediend. In de uitspraak van de rechtbank van 19 april 2022 in het beroep met zaaknummer BRE 22/202 (ECLI:NL:RBZWB:2022:2090) heeft de rechtbank het college opgedragen om binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Hiermee is aan het beroep van eiseres om verweerder te manen over te gaan tot het nemen van een beslissing op bezwaar tegemoet gekomen. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 26 april 2022 aan de uitspraak van de rechtbank voldaan. De rechtbank is met eiseres van oordeel dat een bezwaarprocedure is bedoeld om het bestuursorgaan in de gelegenheid te stellen de besluitvorming te heroverwegen en eventuele fouten te herstellen. Dat betekent echter niet dat het college het bezwaar niet niet-ontvankelijk meer mag verklaren. Ook nadat een bezwaar in behandeling is genomen, kan de conclusie zijn dat het bezwaar niet-ontvankelijk is. Of het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen procesbelang meer heeft en het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, ligt thans in dit beroep voor.
Heeft het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard?
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift tegen het besluit van 13 juli 2020 - onder andere – heeft aangevoerd dat er geen volledig en zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden. Eiseres verzoekt het college om het besluit te vernietigen, zodat er nog geen besluit op de aanvraag is genomen en de dwangsommen doorlopen. Eiseres geeft vervolgens aan dat haar op 28 juli 2020 bekend is geworden dat de woningaanpassing elders zal worden uitgevoerd en komt tot de conclusie dat het college geen nader onderzoek meer hoeft te doen en per die datum afwijzend kan beschikken.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak is slechts sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het instellen van bezwaar nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van voldoende procesbelang.
6.2.
Bij besluit van 13 juli 2020 is de aanvraag van eiseres afgewezen. Dat eiseres een afwijzende beschikking op een andere afwijzingsgrond en datum wenst, doet niets af aan het rechtsgevolg van het besluit. Eiseres kon met haar bezwaar geen ander resultaat bereiken. Deze grond slaagt niet.
Heeft eiseres recht op een schadevergoeding?
7. Eiseres maakt aanspraak op een vergoeding voor immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. Een dergelijk verzoek moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Bij overschrijding van de redelijke termijn worden spanning en frustratie verondersteld.
7.1.
Het bezwaarschrift is ontvangen op 30 juli 2020. De rechtbank doet uitspraak op 4 mei 2023. Daarmee is de redelijke termijn met tien maanden overschreden. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter geen sprake zijn van spanning en frustratie. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, heeft eiseres met het indienen van haar bezwaarschrift enkel willen bereiken dat de afwijzing van haar aanvraag op een andere afwijzingsgrond en datum zou plaatsvinden. Op dat moment was voor eiseres de uitkomst van haar aanvraag al duidelijk, namelijk afwijzing van haar aanvraag. Geen spanning en frustratie betekent dat geen voor vergoeding in aanmerking komende schade is geleden. Dat eiseres wel spanning en frustratie heeft gehad over de wijze waarop haar bezwaar niet tijdig is opgepakt, staat hier los van. De vordering tot vergoeding van immateriële schade wordt daarom afgewezen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 13 juli 2020 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 4 mei 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.