ECLI:NL:RBZWB:2022:1844
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling en verzoek om schadevergoeding
Op 4 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020, die door de heffingsambtenaar op € 326.000 was vastgesteld. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze vaststelling, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard in de uitspraak op bezwaar van 13 oktober 2020. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 18 maart 2022 heeft de gemachtigde van de belanghebbende deelgenomen via een beeldverbinding, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door twee heffingsambtenaren en een taxateur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de WOZ-waarde niet te hoog was vastgesteld, maar er was wel een geschil over de vergoeding van immateriële schade en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en beroep was overschreden, aangezien de uitspraak op bezwaar meer dan twee jaar na de ontvangst van het bezwaar was gedaan. De rechtbank kende de belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toe voor immateriële schade en gelastte de heffingsambtenaar om het griffierecht van € 48 en de proceskosten van € 541 aan de belanghebbende te vergoeden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar erkende de rechtmatigheid van de verzoeken van de belanghebbende met betrekking tot de schadevergoeding en proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.