Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- voor een ieder was zichtbaar dat etiketten van dozen en/of verpakkingen werden verwijderd;
- bovenop stapels blanks voor de sigarettenverpakkingen waren blanks van chocoladeverpakkingen geplaatst zodat niet zichtbaar was dat sprake was van verpakkingsmateriaal voor sigaretten;
- er werd geen gebruik gemaakt van kenmerken als accijnszegels;
- er was geen bedrijfs-/merkaanduiding aanwezig in, op of bij het pand in de vorm van bijvoorbeeld een bord of stickers;
- het aggregaat was klaarblijkelijk bewust aan het zicht onttrokken door deze te verbergen in een apart hok achter stapels houtblokken;
- het betreffende deel van de loods was voorzien van geluidsisolatie;
- de werkruimte was tijdens de werkzaamheden afgesloten en van buitenaf niet zonder sleutel toegankelijk;
- er werden sigaretten van verschillende merken geproduceerd terwijl sprake was van slechts één productielijn, hetgeen haaks staat op de situatie waarin legaal - door merkhouders - sigaretten worden geproduceerd.
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Vergoeding van immateriële schade
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade van € 1.000;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade van € 1.500;
- veroordeelt de inspecteur en de Minister ieder voor € 379,50 in de proceskosten van de erven van belanghebbende;
- draagt de inspecteur en de Minister, ieder voor de helft, op het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 174 aan de erven van belanghebbende te vergoeden.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: