ECLI:NL:RBZWB:2022:1442

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
BRE- AWB_22/1176
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die samen met haar echtgenoot eigenaar is van een woning in Tilburg, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg om de woning voor drie maanden te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde na de ontdekking van een hennepkwekerij in de woning, waar 74 hennepplanten en 307 gram gedroogde hennep zijn aangetroffen. De burgemeester heeft de sluiting gemotiveerd met de ernst van de overtreding en de noodzaak om de openbare orde te herstellen.

Tijdens de zitting op 11 maart 2022 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar bezwaren tegen de sluiting toegelicht. De burgemeester was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verzoekster betoogde dat er geen noodzaak was voor de sluiting, aangezien de illegale situatie inmiddels was beëindigd en haar echtgenoot was aangehouden. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting noodzakelijk was om verdere overtredingen te voorkomen en de openbare orde te herstellen. De voorzieningenrechter heeft de belangenafweging van de burgemeester onderschreven en geconcludeerd dat de sluiting van de woning een geschikt en noodzakelijk middel was.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1176 OPIUMW VV

uitspraak van 22 maart 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. R. van ‘t Land,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 februari 2022 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning met bijbehorend erf aan [adres 1] (hierna: de woning) voor een periode van drie maanden. Zij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 11 maart 2022. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten
vertegenwoordigen door mr. M. Voogt.

Overwegingen

1.
Feiten
Verzoekster en haar echtgenoot [naam echtgenoot] zijn sinds 2002 gezamenlijk eigenaar van de woning. Verzoekster woont met haar drie kinderen (waarvan twee minderjarig) in de woning. Het betreft een middenwoning gelegen in een blok laagbouwwoningen. De woning bestaat uit een begane grond, eerste verdieping en een met een vaste trap bereikbare zolderverdieping.
Uit het Hennepinformatiebericht en de bestuurlijke rapportage van 24 november 2021 blijkt dat een Fraude-inspecteur van Enexis op basis van een steekproef een onderzoek heeft uitgevoerd op het elektriciteitskabelnet van het huizenblok waar de woning onderdeel van uitmaakt. Bij dit onderzoek werd op de gemeten kabel een henneppatroon vastgesteld. Op 9 november 2021 heeft de politie, samen met team handhaving van de gemeente Tilburg en fraude-inspecteurs van Netbeheerder Enexis een integrale controle uitgevoerd in de straat. Een handhaver van de gemeente Tilburg heeft met toestemming de woning mogen bekijken en heeft op de zolderverdieping een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Na ontvangst van een machtiging tot binnentreden is de politie de woning binnengegaan.
De zolderverdieping bestaat uit een overloop, een slaapkamer en een afgetimmerde ruimte van 2 x 2 meter. In de afgetimmerde ruimte (hierna: de kweekruimte) zijn 74 hennepplanten aangetroffen. Voor de verlichting werd gebruik gemaakt van kunstlicht, geschakeld op tijdklokken. In de kweekruimte hingen 12 assimilatielampen en de ruimte was geïsoleerd van daglicht en temperatuur. De luchtverversing en -afvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. Voor de kweek is gebruik gemaakt van speciaal verrijkte aarde, potgrond. Na onderzoek in de meterkast is gebleken dat sprake was van diefstal van stroom. Op de overloop van de zolderverdieping is op een slakkenhuis een zak met 307 gram droge hennep aangetroffen.
Op 16 december 2021 heeft de burgemeester aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoekster en haar dochter [naam dochter] hebben daartegen hun zienswijzen kenbaar gemaakt.
De burgemeester heeft verzoekster bij bestreden besluit op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet gelast om de woning met bijbehorend erf te sluiten en gesloten te houden voor een periode van drie maanden met ingang van 28 februari 2022.
Verzoekster heeft daar bezwaar tegen gemaakt en heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Namens de burgemeester heeft gemachtigde [naam gemachtigde] per e-mail toegezegd dat de effectuering van het bestreden besluit wordt opgeschort tot drie dagen na de uitspraak van de voorzieningenrechter.
2.
Voorlopige voorziening
2.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
2.3
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3.
Wettelijk kader
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4.
Bevoegdheid van de burgemeester
4.1
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan vijf hennepplanten de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
4.2
De voorzieningenrechter stelt vast dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat in de woning 74 hennepplanten en 307 gram droge hennep zijn aangetroffen. Hennep is een middel als bedoeld in lijst II. De burgemeester mocht er gelet op die hoeveelheden vanuit gaan dat de aangetroffen drugs bestemd waren voor drugshandel.
4.3
Eiseres heeft ter zitting erkend dat de burgemeester bevoegd is de woning te sluiten. Haar gronden tegen het bestreden besluit zien op de toepassing van deze bevoegdheid.
5.
Toepassing van de bevoegdheid
5.1
Artikel 13b van de Opiumwet voorziet niet in een verplichting om een last onder bestuursdwang op te leggen in een situatie, zoals beschreven in het artikel, maar in de mogelijkheid daartoe. Het is een discretionaire bevoegdheid en de burgemeester dient een belangenafweging te maken, om te beslissen of hij van de bevoegdheid gebruik maakt en op welke wijze hij van de bevoegdheid gebruik maakt. Ter uitvoering van die bevoegdheid, heeft de burgemeester de ‘Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet’ (hierna: beleidsregels) vastgesteld en deze op 11 november 2021 gepubliceerd.
5.2
De burgemeester heeft besloten de woning in overeenstemming met dit beleid te sluiten voor de duur van drie maanden. [2]
5.3
Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) neergelegde recht kan vormen - dient een zwaar gewicht te worden toegekend bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken en, zo ja, of de wijze waarop de bevoegdheid is toegepast evenredig is. [3]
5.4
Gebleken is dat de burgemeester de toepassing van zijn sluitingsbevoegdheid niet alleen heeft gemotiveerd met een verwijzing naar zijn beleid, maar ook met een belangenafweging op grond van de omstandigheden van het geval. De voorzieningenrechter zal beoordelen of de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hier sprake is
van een “ernstig geval” op basis waarvan tot sluiting van de woning is besloten.
De voorzieningenrechter neemt daarbij de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, zoals weergegeven in de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [4] en het meer specifieke toetsingskader - zoals weergegeven in de overzichtsuitspraak van de Afdeling [5] - in acht. Verzoekster heeft ook een beroep gedaan op de overzichtsuitspraak. De voorzieningenrechter zal bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel een onderscheid maken tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid, zoals neergelegd in voormelde uitspraken van de Afdeling.
Geschiktheid
5.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de sluiting van een woning een geschikt middel om het doel te bereiken dat de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het herstellen van de rechtsorde, tegengaan van de handel in softdrugs, met name in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk als Tilburg-West, voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit de woning, wegnemen van risico's voor omwonenden en een signaal geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
Noodzaak van de sluiting
5.6
Verzoekster stelt dat er geen noodzaak is tot handhavend optreden. Gezien het tijdsverloop van drie maanden sinds de geconstateerde overtreding is de rechtsorde al hersteld en daarmee het doel bereikt. De illegale situatie is direct beëindigd. De buurt is op de dag van de inval al bekend geworden met de ontmanteling van de hennepkwekerij, waarmee het signaal aan de buurt is afgegeven. Risico’s voor omwonenden doen zich niet voor. Ook is [naam echtgenoot] diezelfde dag aangehouden en zit hij in de gevangenis. Gelet daarop bestaat nu, drie maanden later, geen belang meer bij sluiting van de woning. Een deugdelijke motivering die de sluiting rechtvaardigt, ontbreekt volgens verzoekster. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst verzoekster naar uitspraken van de Afdeling van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2327 en 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251.
5.7
In de eerste plaats dient aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. [6]
In verband met de ernst en omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol speelt binnen de keten van drugshandel, wat op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [7] Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstellende karakter van de maatregel minder groot kan maken. [8] Hoge indicatoren voor een professionele hennepkwekerij zijn onder meer kunstlicht op tijdklokken, een centraal geregeld bevloeiingssysteem/drupsysteem, een kas of grote, verdeelde en afgeschermde ruimte binnen of buiten, geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur, speciaal verrijkte aarde en potgrond, en thermostaat- of computergestuurde verwarming. [9]
5.8
Vanwege de aangetroffen hoeveelheid van 74 hennepplanten en 307 gram droge hennep heeft de burgemeester besloten tot sluiting van de woning over te gaan. Deze hoeveelheid drugs wordt in de beleidsregels aangemerkt als een ernstig geval, waarbij de bestuurlijke waarschuwing wordt overgeslagen. De burgemeester heeft daarnaast in het bestreden besluit aangegeven dat de zichtbare, tijdelijke, sluiting van de woning van groot belang is, omdat hier een sterke signaalfunctie vanuit gaat die naast een preventieve werking ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Aan drugscriminelen wordt immers het signaal afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in of bij woningen. Daarnaast wordt voor drugsgebruikers en -criminelen duidelijk dat in of bij de woning geen drugs aanwezig zijn en er dus niets meer te halen valt. Daardoor wordt de rust rondom de woning voor de omgeving hersteld en worden de risico's voor omwonenden weggenomen (zij hebben namelijk recht op een veilige woon- en leefomgeving). Aan buurtbewoners wordt gelijktijdig het signaal afgegeven dat de overheid serieus omgaat met hun meldingen en hierop acteert, waardoor het vertrouwen en de meldingsbereidheid toenemen. Een zichtbare tijdelijke sluiting heeft dus tot doel drugshandel tegen te gaan, verdere overtredingen in of vanuit de woning te voorkomen, risico's voor omwonenden weg te nemen en een signaal te geven aan drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit.
5.9
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester niet heeft kunnen en moeten volstaan met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning. Gelet of de grote hoeveelheid drugs, de professioneel opgezette hennepkwekerij en de vermelding in de bestuurlijke rapportage dat er indicatoren zijn aangetroffen van meerdere oogsten (de droge hennep) heeft de burgemeester aannemelijk mogen achten dat de woning van verzoekster een schakel vormde in de keten van drugshandel. Handel in drugs leidt tot verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat. Het enkele ontmantelen van de hennepkwekerij is onvoldoende om de relatie van de woning met het drugscircuit te doorbreken. De sluiting is noodzakelijk om de openbare orde te herstellen.
Daarbij acht de voorzieningenrechter de stelling van verzoekster, dat gezien het tijdsverloop het gestelde doel bij sluiting van de woning al is bereikt, niet aannemelijk omdat het tijdsverloop van ongeveer drie maanden tussen de ontdekking van de overtreding en de sluiting nog steeds redelijk is om herhaling van de overtreding en de aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. [10] Ook de omstandigheid dat [naam echtgenoot] gedurende de maatregel gedetineerd zit, ontneemt niet de noodzaak tot handhavend optreden. Uit de Opiumwet en de voor de invulling van deze bevoegdheid geformuleerde beleidsregels volgt dat de maatregel een herstelsanctie is die ziet op de woning en de bekendheid van deze woning als drugspand en in het drugscircuit, en in mindere mate op de bij de hennepkwekerij betrokken persoon. [11]
Evenwichtigheid van de sluitingsmaatregel
5.1
Verzoekster heeft betoogd dat haar geen verwijt valt te maken, omdat zij niets wist van de hennepkwekerij en de aanwezige drugs. Ten onrechte ondervinden zij en haar kinderen wel de gevolgen van de sluiting. Verder heeft verzoekster de volgende bijzondere omstandigheden aangevoerd. Verzoekster heeft er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat zij en haar kinderen een normaal leven kunnen leiden. Zij heeft een goede baan en een goed inkomen, waarmee zij in hun levensonderhoud kan voorzien. Met de sluiting van de woning wordt hen het ongestoorde woongenot ontnomen. Verzoekster kan niet zomaar ergens anders terecht, zij komt niet in aanmerking voor een woning en familie of vrienden zijn er niet of hebben geen ruimte om haar op te vangen. Ook vallen de zekerheden voor de kinderen weg. De kinderen hebben hier last van, wat leidt tot lichamelijke en geestelijke klachten. Ook de resultaten op school gaan de laatste maanden achteruit. Zij kunnen zich niet concentreren en zijn afgeleid. Al deze omstandigheden hadden de burgemeester in het kader van de belangenafweging aanleiding moeten geven gebruik te maken van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid en het afzien van een sluiting, dan wel volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing. Met dit minder ingrijpende middel wordt hetzelfde doel bereikt en het behoudt van een ongestoord gezinsleven, behoudt van werk en woning en het probleemloos naar school kunnen gaan van de kinderen minimaliseert de kans op het plegen van strafbare feiten.
5.11
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is niet aannemelijk dat de sluiting van de woning onevenredige gevolgen zal hebben voor verzoekster. Haar stelling dat zij geen tijdelijke woonruimte kan vinden, wordt niet gevolgd. Ter zitting heeft zij immers verklaard dat zij en haar echtgenoot ook eigenaar zijn van de woning aan de [adres 2] en dat deze woning momenteel leeg staat. Verzoekster heeft met de enkele opmerkingen dat de woning meestal wordt verhuurd en dat zij niet graag in die woning woont omdat hij achteraf ligt, niet aannemelijk gemaakt dat zij niet (tijdelijk) gebruik kan maken van die woning. Daarnaast acht de voorzieningenrechter de stelling van verzoekster dat zij niets wist van de hennepkwekerij in haar woning niet aannemelijk, omdat zij in de woning woont en de kweekruimte en de gedroogde hennep duidelijk zichtbaar in de woning aanwezig waren. Gezien eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen in deze woning (2010) en de woning aan de [adres 2] (2015), die niet door verzoekster zijn betwist, wist zij wat de consequentie kon zijn van de ontdekking van de aanwezigheid van hennep. Zij heeft zelf een risico genomen. Ook de aanwezigheid van minderjarige kinderen is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid. Het lag op de weg van verzoekster om haar standpunt, dat de kinderen lichamelijke en geestelijke klachten hebben en dat hun schoolprestaties achteruitgaan, met stukken te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, is de enkele stelling van verzoekster onvoldoende aannemelijk. Evenmin is aannemelijk geworden dat eiseres of de kinderen een speciale binding hebben met de woning. Al deze omstandigheden leiden ertoe dat geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de burgemeester niet heeft kunnen overwegen dat de gevolgen van het bestreden besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen.
6.
Duur van de sluiting
6.1
Verzoekster heeft aangevoerd dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd waarom niet is afgezien van sluiting dan wel volstaan met een waarschuwing.
6.2
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op juiste gronden heeft besloten het pand voor de duur van drie maanden te sluiten. Een termijn van drie maanden is in overeenstemming met de beleidsregels, omdat die termijn gelet op de geconstateerde forse hoeveelheid van 74 hennepplanten en 307 gram gedroogde hennep nodig is om de onder het kopje ‘noodzaak van de sluiting’ te bewerkstelligen doeleinden te realiseren.
7.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit naar verwachting in bezwaar in stand zal blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 22 maart 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage: Wettelijk kader
Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84

Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 5:21

Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Opiumwet

Artikel 3 van de Opiumwet

Het is op grond van artikel 3 van de Opiumwet verboden een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
C. aanwezig te hebben;
D. te vervaardigen.
Hennep staat vermeld op lijst II.

Artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet

De burgemeester is ingevolge artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Aanwijzing Opiumwet (2015A003)
Deze aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops en aan de vervolging van voorbereidingshandelingen met betrekking tot lijst II-middelen.
3.2.1. Teelt van hennep (of de cannabis plant)
Deze aanwijzing gaat uit van twee situaties: er is sprake van ofwel beroeps- of bedrijfsmatige teelt, ofwel geen beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Niet bedrijfsmatige teelt van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik heeft, indien de verdachte volwassen is, geen prioriteit. Teelt door minderjarigen behoort steeds te leiden tot een strafrechtelijke reactie. Prioriteit ligt bij de beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bij de vaststelling van hetgeen beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren een rol:
- De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid planten;
Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
- De mate van professionaliteit, afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, etc. (opgenomen in bijlage 1);
Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen
- Het doel van de teelt.
Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
In bijlage 1
(Factor professionaliteit bij de definiëring van bedrijfsmatig handelen met betrekking tot de teelt van cannabis)zijn onder meer kunstlicht op tijdklokken, een centraal geregeld bevloeiingssysteem/drupsysteem, een kas of grote, verdeelde en afgeschermde ruimte binnen of buiten, geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur, speciaal verrijkte aarde en potgrond, en thermostaat- of computergestuurde verwarming opgenomen als hoge indicatoren voor professionaliteit.
Beleid
De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, door vaststelling van de “Beleidsregels artikel 13b van de Opiumwet” (de beleidsregels; ook wel Damoclesbeleid genoemd).
In de beleidsregels is onder andere het onderstaande opgenomen.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs), met een handelshoeveelheid van
> 5 planten/stekken en/of > 30 gram, is het op basis van die hoeveelheid in beginsel aannemelijk dat de aangetroffen drugs deels of geheel bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking en volgt bij een 1ste constatering een bestuurlijke waarschuwing. Bij een 2de overtreding van de Opiumwet in een woning of bij woningen behorende erven binnen vijf jaar na de eerste constatering, vindt er een sluiting plaats van 3 maanden.
Indien in woningen of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een hoeveelheid van > 50 planten en/of > 300 gram is er sprake van een ernstig geval waarbij de sanctie wordt opgelegd die hoort bij de 2de of volgende constatering.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) 25 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2799, r.o. 3.1 en ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2540, r.o. 5.
2.Zie hoofdstuk 3, Ad 1, van de beleidsregels.
3.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.2.
4.Zie onder andere ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 335.
5.ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.
6.ABRvS 6 oktober 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2243, r.o. 7.4.
7.ABRvS 1 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1435.
8.ABRvS 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2327 en ABRvS 29 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3251.
9.Zie Aanwijzing Opiumwet (2015A003), bijlage 1.
10.ABRvS 7 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2418 en ABRvS 04 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2206.
11.ABRvS 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3502.