ECLI:NL:RBZWB:2022:1375
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had een beroepschrift ingediend tegen een naheffingsaanslag en de bijbehorende boete, maar had het verschuldigde griffierecht van € 354,00 niet tijdig betaald. Eerder was het beroep van de belanghebbende op 19 november 2020 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht. Hiertegen heeft de belanghebbende verzet aangetekend, wat op 14 oktober 2021 gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak verviel en dat het onderzoek voortgezet diende te worden. De belanghebbende kreeg de kans om het griffierecht opnieuw te betalen na ontvangst van een nieuwe nota.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet op de hoogte was van de verschuldigdheid van het griffierecht door een foutieve adressering door de inspecteur. Na een aangetekende brief van de griffier op 26 november 2021, waarin de belanghebbende werd gewezen op de gevolgen van het niet betalen, bleek dat de brief ongeopend was teruggestuurd. De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat het griffierecht niet was ontvangen en heeft het beroep opnieuw niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank, waarbij de indiener kan verzoeken om gehoord te worden over het verzet.