ECLI:NL:RBZWB:2020:5675

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
BRE-20_5821
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet-betaling griffierecht in belastingzaak

Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, gevestigd te een onbekende vestigingsplaats, in beroep ging tegen een naheffingsaanslag omzetbelasting en een opgelegde boete. Belanghebbende had op 29 februari 2020 gereageerd op de uitspraak op bezwaar, maar deze brief werd door de inspecteur als beroepschrift aangemerkt en doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank was bevoegd om het beroepschrift te behandelen, maar belanghebbende was griffierecht verschuldigd van € 354,00. De griffier heeft belanghebbende hierover schriftelijk geïnformeerd en gewezen op de mogelijkheid van niet-ontvankelijkverklaring indien het griffierecht niet tijdig werd betaald.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de griffierechten niet zijn ontvangen, ondanks herhaalde pogingen van de rechtbank om contact op te nemen met de contactpersoon van belanghebbende. De inspecteur had een adres verstrekt, maar de rechtbank kon niet verifiëren of dit het juiste adres was. Aangezien belanghebbende zijn verplichtingen niet is nagekomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is aangetekend verzonden aan de partijen, met de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/5821
uitspraak van 19 november 2020
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende]gevestigd te [vestigingsplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

Belanghebbende heeft bij brief van 29 februari 2020 gereageerd op de uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft deze brief aangemerkt als een beroepschrift en doorgezonden naar de rechtbank, omdat de rechtbank bevoegd is om het beroepschrift te behandelen. Het beroepschrift ziet op de naheffingsaanslag omzetbelasting met aanslagnummer [aanslagnummer] F.014502 en de bij beschikking opgelegde boete en vastgestelde belastingrente. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 354,00. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 10 mei 2020 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het adres van belanghebbende zoals dat in de uitspraak op bezwaar is vermeld.
Aangezien de activiteiten van belanghebbende zijn gestaakt, rees de vraag of het gebruikte adres het juiste adres is. Om meer duidelijkheid daarover te krijgen, is er telefonisch navraag gedaan bij de inspecteur over de bij de Belastingdienst bekende gegevens. De inspecteur heeft bij brief van 17 augustus 2020 melding gemaakt van een adres. Dat is het adres dat de griffier ook heeft gebruikt. Verder heeft de inspecteur – met toestemming van de betrokkene – het e-mailadres en mobiele telefoonnummer van de enig aandeelhouder en contactpersoon van belanghebbende verstrekt. Meerdere keren heeft een medewerker van de rechtbank vervolgens tevergeefs geprobeerd telefonisch contact te krijgen met deze persoon om het adres van belanghebbende te verifiëren.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken dat het gebruikte adres onjuist is.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 19 november 2020 gedaan door mr. M.R.T. Pauwels, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De rechter,
(de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen)
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.