Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2022 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser
,verweerder.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen. De eiser ontving zowel een Ziektewet (ZW) als een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) uitkering, maar het UWV heeft besloten tot terugvordering van deze uitkeringen omdat zij ten onrechte waren betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten van het UWV van 6 en 7 april 2020, waarin werd medegedeeld dat eiser geen recht had op de uitkeringen, in rechte vaststaan. Eiser heeft te laat bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, waardoor deze niet meer ter discussie kunnen worden gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen dringende redenen zijn om van de verplichte terugvordering af te wijken, en dat de formele rechtskracht van de besluiten van het UWV niet doorbroken kan worden. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.