ECLI:NL:RBZWB:2022:130

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2022
Publicatiedatum
13 januari 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5607 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen

Op 13 januari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen om hem bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag toe te kennen. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2021, waarin zijn aanvraag voor deze toeslag werd afgewezen. Tijdens de zitting op 10 januari 2022 heeft verzoeker zijn situatie toegelicht, waarbij hij heeft aangegeven dat de huurtoeslag die hij ontvangt onvoldoende is en dat hij in een financiële noodsituatie verkeert, mede door zijn gezondheidstoestand als hartpatiënt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft, gezien zijn huurachterstand van drie maanden en het risico op ontbinding van de huurovereenkomst. Echter, de rechter oordeelde dat de huurtoeslag in dit geval als een toereikende en passende voorliggende voorziening kan worden beschouwd, waardoor er geen recht op bijzondere bijstand bestaat. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat er sprake is van een acute noodsituatie die zou rechtvaardigen dat de bijzondere bijstand wordt toegekend. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen, met de overweging dat het bestreden besluit naar verwachting in beroep stand zal houden.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder bijzondere bijstand kan worden verleend en de rol van voorliggende voorzieningen, zoals huurtoeslag, in de beoordeling van dergelijke aanvragen. De voorzieningenrechter heeft de beslissing genomen op basis van de beschikbare gegevens en de argumenten van beide partijen, waarbij de belangenafweging centraal stond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5607 VV

uitspraak van 13 januari 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M. Ouwerkerk-Hoogendonk,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen,verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2021 (bestreden besluit) van het college inzake de weigering bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag toe te kennen. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 januari 2022. Verzoeker is samen met zijn echtgenote verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoeker woont samen met zijn echtgenote en een zoon. Hij huurt een woning voor € 600,38 (kale huur) per maand.
Verzoeker heeft over de periode 1 september 2020 tot en met december 2020 een woonkostentoeslag ontvangen.
Met ingang van 1 januari 2021 ontvangt verzoeker huurtoeslag tot een bedrag van € 153,33. Hij heeft het college verzocht om een aanvullende woonkostentoeslag toe te kennen.
Met het besluit van 18 maart 2021 is het verzoek om woonkostentoeslag afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Standpunt verzoeker
2. Verzoeker heeft, samengevat, aangevoerd dat de huurtoeslag die hij ontvangt onvoldoende is. Verzoeker heeft gewezen op artikel 21 van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Gilze en Rijen (hierna: Beleidsregels). Verzoeker wijst erop dat er geen berekeningsformulier woonkostentoeslag in het dossier zit. Volgens verzoeker moet de ontvangen huurtoeslag worden afgetrokken van de maximale woonkostentoeslag. Nu het college deze berekening niet heeft gemaakt, kan niet het standpunt worden ingenomen dat er sprake is van een voorliggende voorziening.
Subsidiair heeft verzoeker zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een dringende reden. Zowel voor de bijstand als voor de huurtoeslag wordt rekening gehouden met de inwonende zoon. Hierdoor is er sprake van een negatieve dubbeling. Verzoeker heeft te veel huurtoeslag ontvangen en moet dit nu terugbetalen. De schulden stapelen zich op. Verzoeker is hartpatiënt. Door de financiële noodsituatie heeft verzoeker stress en dit kan leiden tot toename van de hartklachten, dan wel erger. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat aan hem een woonkostentoeslag van € 202,24 per maand wordt betaald.
Standpunt college
3 Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat wijzigingen die zich hebben voorgedaan na het bestreden besluit niet betrokken kunnen worden bij de beoordeling. Verzoeker heeft pas op 3 december 2021 een nieuwe aanvraag om woonkostentoeslag ingediend. Dat er sprake is van een terugvordering van de huurtoeslag kan niet betrokken worden bij de beoordeling van het bestreden besluit. Verzoeker gaat er ten onrechte van uit dat hij recht heeft op een woonkostentoeslag die hoger is dan de huurtoeslag. In beginsel is de huurtoeslag een voorliggende voorziening. Het college heeft buitenwettelijk beleid dat er in bepaalde gevallen toch een woonkostentoeslag kan worden verstrekt. Bij verzoeker is geen sprake van een situatie die valt onder het buitenwettelijk beleid. Eerder heeft verzoeker wel een woonkostentoeslag ontvangen, omdat er toen geen recht op huurtoeslag bestond. Niet uitgesloten is dat die woonkostentoeslag te hoog was, gelet op de inkomsten van de zoon.
4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
Wettelijk kader
5. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak en maakt hiervan onderdeel uit.
Beoordeling
6. Uit de door verzoeker overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken, is voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker een spoedeisend belang heeft. Hierbij is betrokken dat verzoeker inmiddels een huurachterstand heeft van 3 maanden en het niet uitgesloten is dat de verhuurder tot ontbinding van de huurovereenkomst zal overgaan.
7.1
Naar vaste rechtspraak is de huurtoeslag in beginsel een toereikende en passende voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet. [1] Dit is alleen anders voor woonkosten over een eerste gebroken tijdvak. De Centrale Raad van Beroep heeft al eerder geoordeeld dat, omdat de huurtoeslag niet wordt toegekend over een gebroken maand, er in die situatie geen sprake is van een passende en toereikende voorziening. [2] In dat geval staat artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet dus niet aan de toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag in de weg.
Omdat verzoeker huurtoeslag ontvangt en er geen sprake is van een eerste gebroken maand, is er in zijn geval sprake van een toereikende en passende voorliggende voorziening. Bijstand op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet is dan niet mogelijk.
7.2
Het college heeft beleid waarbij in bijzondere gevallen toch een woonkostentoeslag wordt toegekend. Dit beleid is neergelegd in artikel 21 van de Beleidsregels. In het verweerschrift en ter zitting heeft het college toegelicht dat op grond van dit beleid uitsluitend in de volgende situaties een woonkostentoeslag wordt toegekend:
- er is sprake van een (plotselinge, onvoorziene) inkomensdaling
- gedurende de besluitvorming van de Belastingdienst op de aanvraag huurtoeslag
- er is sprake is van een eerste gebroken tijdvak.
7.3
Het beleid van het college moet aangemerkt worden als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit betekent dat de aanwezigheid en de toepassing van dit beleid als gegeven wordt aanvaard en dat de bestuursrechter slechts toetst of het beleid op consistente wijze is toegepast. [3]
7.4
Niet in geschil is dat in het geval van verzoeker niet voldaan is aan een van de onder 7.2 genoemde situaties. De voorzieningenrechter zal daarom in het midden laten in hoeverre de daar als laatstgenoemde situatie als buitenwettelijk begunstigend beleid kan worden aangemerkt.
7.5
Uit wat verzoeker heeft aangevoerd blijkt niet dat het buitenwettelijk begunstigend beleid door het college niet consistent is toegepast. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat aan de berekening van de hoogte van de woonkostentoeslag pas wordt toegekomen als het buitenwettelijk beleid kan worden toegepast. Nu hiervan geen sprake is, kan verzoeker geen rechten ontlenen aan de uitkomst van het door hem ingevulde berekeningsformulier. Terzijde merkt de voorzieningenrechter nog op dat het college in het verweerschrift heeft toegelicht dat dit formulier geen rekening houdt met kostendelers, terwijl er in de situatie van verzoeker wel sprake is van kostendelers. In het geval er wel sprake zou zijn geweest van een van de situaties genoemd in het buitenwettelijk beleid, had de uitkomst van het berekeningsformulier nog gecorrigeerd moeten worden met de inkomsten van de zoon. Het berekeningsformulier geeft dus geen uitsluitsel over de hoogte van een eventueel toe te kennen woonkostentoeslag.
8. Het beroep van verzoeker op een dringende reden slaagt niet. Dringende redenen zoals bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet doen zich voor als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin iemand verkeert niet op een andere manier te verhelpen is. Van een acute noodsituatie is sprake als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. [4] Uit wat verzoeker heeft aangevoerd is niet gebleken dat er sprake is van een dergelijke acute noodsituatie. Daarbij heeft de voorzieningenrechter ook betrokken dat verzoeker over zijn gezondheidssituatie geen medische informatie heeft verstrekt. De enkele stelling dat zijn hartklachten zouden kunnen toenemen, is zonder medische onderbouwing onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van een acute noodsituatie.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het bestreden besluit, op basis van de thans beschikbare gegevens, naar verwachting in beroep stand houden. Het verzoek om voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 13 januari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Participatiewet
Artikel 15, eerste lid,
Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16, eerste lid,
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Gilze en Rijen (januari 2021)
Artikel 21
1. De belanghebbende die geen of onvoldoende beroep kan doen op de Wet op de huurtoeslag, komt in aanmerking voor woonkostentoeslag.
2. De hoogte van de woonkostentoeslag bij een huurwoning wordt vastgesteld volgens het Berekeningsformulier woonkostentoeslag huurders uit Grip Op Participatiewet.
3. Indien de rekenhuur meer bedraagt dan de maximale huurgrens, wordt de belanghebbende de verhuisverplichting opgelegd.
4. Indien de verhuisverplichting wordt opgelegd, dan verlenen we bijstand ‘om niet’ voor de noodzakelijke kosten van verhuizing (transport) en de noodzakelijke kosten van stoffering op de goedkoopste manier.