ECLI:NL:RBZWB:2021:957
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de re-integratie-inspanningen van een werkgever in het kader van de Wet WIA en de oplegging van een loonsanctie door het UWV
Op 4 maart 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een B.V. uit Etten-Leur en het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 februari 2020, waarin een loonsanctie werd opgelegd op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht, waarbij het UWV stelde dat eiseres onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Tijdens de zitting op 11 februari 2021 heeft eiseres betoogd dat zij voldoende activiteiten had ondernomen, maar het UWV betwistte dit en voerde aan dat er geen herplaatsingsmogelijkheden waren binnen de organisatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoende inzicht heeft gegeven in de herplaatsingsmogelijkheden en dat het tweede spoor niet was ingezet. De rechtbank oordeelde dat de re-integratie-inspanningen van eiseres onvoldoende waren en dat er geen deugdelijke grond was voor het niet voldoen aan de verplichtingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.