ECLI:NL:CRVB:2021:94
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen en loonsanctie in het kader van WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft een geschil tussen appellante, een werkgever, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de re-integratie-inspanningen van de werkgever en de opgelegde loonsanctie. De werknemer, die in 2015 uitviel door een blaas/buiktumor, had een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv concludeerde dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht en legde een loonsanctie op. Appellante betwistte dit en stelde dat de werknemer volledig arbeidsongeschikt was, waardoor re-integratie-inspanningen niet mogelijk waren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had geconcludeerd dat appellante zonder deugdelijke grond geen re-integratie-inspanningen had verricht. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellante de adviezen van haar bedrijfsarts niet had opgevolgd en dat er geen sprake was van volledige arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De Raad benadrukte dat ook bij beperkte arbeidsmogelijkheden van de werknemer, de werkgever verplicht is om re-integratie-inspanningen te verrichten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.