ECLI:NL:RBZWB:2021:813
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsrecht op basis van schending inlichtingenplicht en vermogen
Op 25 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had een uitkering op grond van de Participatiewet, maar deze werd door Werkplein per 1 juli 2019 ingetrokken. Dit besluit volgde op een signaal van het Inlichtingenbureau dat eiseres een aanzienlijk bedrag op haar bankrekening had staan. Werkplein verzocht eiseres om bankafschriften, maar er bleken onduidelijkheden te zijn over de herkomst van het geld. Eiseres stelde dat een groot deel van de sieraden in het safeloket aan haar dochter toebehoorde en dat zij deze had geschonken. Werkplein verklaarde het bezwaar van eiseres tegen de intrekking van de bijstand ongegrond.
Tijdens de zitting op 28 januari 2021 werd de zaak besproken. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig, evenals haar broer en een tolk. Werkplein werd vertegenwoordigd door een medewerker en een advocaat. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had voldaan aan haar inlichtingenplicht, omdat zij niet had gemeld dat zij sieraden en contanten bezat. De rechtbank concludeerde dat Werkplein terecht het recht op bijstand had ingetrokken, omdat niet kon worden vastgesteld of eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak benadrukt het belang van de inlichtingenplicht voor bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat de sieraden en contanten niet tot haar vermogen behoorden, waardoor Werkplein gerechtigd was om de bijstandsverlening te beëindigen.