Artikel 34, eerste lid, sub a, van de Participatiewet
Onder vermogen wordt verstaan: a. de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.
Artikel 34, tweede lid, sub b, van de ParticipatiewetNiet als vermogen wordt in aanmerking genomen: het bij de aanvang van de bijstand aanwezige vermogen voor zover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in het derde lid.
Artikel 34, derde lid, sub a en c, van de ParticipatiewetDe in het tweede lid, onderdeel b, bedoelde vermogensgrens is: a. voor een alleenstaande: € 6.295,00, c. voor de gehuwden tezamen: € 12.590,00.
Artikel 47a, eerste lid sub a en tweede lid, van de Participatiewet1. De Sociale verzekeringsbank heeft tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan: a. alleenstaanden en alleenstaande ouders die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. 2. De artikelen 1 tot en met 6, hoofdstuk 2, met uitzondering van artikel 18, hoofdstuk 3, de paragrafen 5.1 en 5.2, hoofdstuk 6 en de artikelen 79, 80 en 81 zijn van toepassing op de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, door de Sociale verzekeringsbank, tenzij in deze paragraaf anders is bepaald.
Artikel 47b van de ParticipatiewetVoor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt in de artikelen 17, 54 en 58 voor «het college» telkens gelezen: de Sociale verzekeringsbank.
Artikel 54, derde lid, van de Participatiewet
Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand.