In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van een AIO-aanvulling. De AIO-aanvulling is ingetrokken en teruggevorderd omdat tijdens een huisbezoek duidelijk is geworden dat appellant een huis in Turkije bezit. Gelet op de waarde van dat huis was het vermogen van appellant volgens de Sociale Verzekeringsbank (Svb) zo hoog dat hij geen recht had op bijstand. Appellant vindt dat de Svb de bij het huisbezoek verkregen informatie niet mag gebruiken, omdat voorafgaand aan het bezoek niet was medegedeeld dat het onderzoek zich ook richtte op vermogen in het buitenland. De Raad geeft appellant geen gelijk. De Svb mocht de verkregen informatie gebruiken en er zijn geen redenen om af te zien van de terugvordering.
Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. Appellant ontvangt sinds 1 juni 2005 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet, met een korting in verband met niet verzekerde jaren. Daarnaast heeft appellant een AIO-aanvulling ontvangen. Op 6 januari 2020 hebben twee medewerkers van de Svb een huisbezoek aan appellant gebracht, waarbij appellant verklaarde dat hij samen met zijn echtgenote een huis heeft in Turkije. De Svb heeft bij besluit van 10 februari 2020, gehandhaafd na bezwaar, de AIO-aanvulling van appellant ingetrokken over de periode van 21 februari 2017 tot en met 28 februari 2018, omdat appellant niet heeft gemeld dat hij over vermogen beschikte in de vorm van zijn woning in het buitenland.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de AIO-aanvulling van appellant in te trekken en terug te vorderen in stand heeft gelaten. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Appellant heeft aangevoerd dat bij het huisbezoek niet is voldaan aan het vereiste van ‘informed consent’ en dat de informatie die tijdens dat huisbezoek is verkregen niet ten grondslag mag worden gelegd aan het bestreden besluit. De Raad oordeelt dat de Svb de bij het huisbezoek verkregen informatie mocht gebruiken bij de besluitvorming. De intrekking en terugvordering blijven in stand, en appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten.