ECLI:NL:RBZWB:2021:5947
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontslag op grond van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaarden-regeling en de beoordeling van de ontslagregeling
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam bij het Werkplein Hart van West-Brabant, en zijn werkgever. Eiser was eervol ontslagen per 1 december 2019, na een reorganisatie en een periode van arbeidsongeschiktheid. Het ontslag was gebaseerd op artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaarden-regeling (Avr), dat ontslag mogelijk maakt bij een verstoorde arbeidsverhouding of een impasse in de samenwerking. Eiser heeft tegen het ontslag beroep ingesteld, stellende dat er geen sprake was van een onoverbrugbare impasse en dat de ontslagregeling niet toereikend was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er gedurende een langere periode problemen waren in de samenwerking tussen eiser en het Werkplein. Eiser had zijn functie niet meer willen uitvoeren en er waren meerdere gesprekken en onderzoeken geweest om tot een oplossing te komen. De rechtbank oordeelde dat het Werkplein voldoende pogingen had ondernomen om de impasse te doorbreken, maar dat eiser niet meewerkte aan een oplossing. De rechtbank concludeerde dat het Werkplein bevoegd was om het ontslag op grond van artikel 8:8 van de Avr te baseren en dat de aangeboden ontslagregeling passend was, gezien de omstandigheden van het geval.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het ontslag en de bijbehorende regeling standhielden. Eiser had geen recht op een aanvullende uitkering, omdat het Werkplein niet verantwoordelijk was voor de ontstane situatie die tot het ontslag had geleid. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures en de rol van de werknemer in het proces.