ECLI:NL:RBZWB:2021:5940
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en de beoordeling van noodzakelijke kosten in het kader van de Participatiewet
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 november 2021, staat de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand centraal. Eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), had op 8 april 2020 een aanvraag ingediend bij Werkplein Hart van West-Brabant voor bijzondere bijstand ter dekking van kosten voor een externe arbeidsmedische expertise. Deze kosten, ter hoogte van € 1.905,75, waren bedoeld voor een beroepsprocedure tegen de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Werkplein wees de aanvraag af in het primaire besluit van 10 juni 2020, en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het bestreden besluit van 16 september 2020.
De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de medische contra-expertise niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt volgens artikel 35 van de Participatiewet (PW). De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat deze kosten noodzakelijk zijn, en dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank volgt de vaste jurisprudentie dat dergelijke kosten in het kader van een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn, omdat de betrokkene zijn argumenten kan onderbouwen met medische stukken uit de behandelend sector.
Daarnaast wordt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rechtbank stelt vast dat de mogelijkheid van verschillende uitvoeringen van de Participatiewet per gemeente is toegestaan, en dat de omstandigheid dat andere gemeenten wel bijzondere bijstand verlenen voor een medische contra-expertise niet leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.