ECLI:NL:RBZWB:2021:5940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
22 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_9218
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand en de beoordeling van noodzakelijke kosten in het kader van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 november 2021, staat de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand centraal. Eiseres, die een uitkering ontving op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), had op 8 april 2020 een aanvraag ingediend bij Werkplein Hart van West-Brabant voor bijzondere bijstand ter dekking van kosten voor een externe arbeidsmedische expertise. Deze kosten, ter hoogte van € 1.905,75, waren bedoeld voor een beroepsprocedure tegen de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Werkplein wees de aanvraag af in het primaire besluit van 10 juni 2020, en verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in het bestreden besluit van 16 september 2020.

De rechtbank oordeelt dat de kosten voor de medische contra-expertise niet als noodzakelijke kosten kunnen worden aangemerkt volgens artikel 35 van de Participatiewet (PW). De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat deze kosten noodzakelijk zijn, en dat de kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank volgt de vaste jurisprudentie dat dergelijke kosten in het kader van een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn, omdat de betrokkene zijn argumenten kan onderbouwen met medische stukken uit de behandelend sector.

Daarnaast wordt het beroep van eiseres op het gelijkheidsbeginsel verworpen. De rechtbank stelt vast dat de mogelijkheid van verschillende uitvoeringen van de Participatiewet per gemeente is toegestaan, en dat de omstandigheid dat andere gemeenten wel bijzondere bijstand verlenen voor een medische contra-expertise niet leidt tot strijd met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/9218 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [Plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant (hierna: Werkplein),verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2020 (primaire besluit) heeft Werkplein de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand afgewezen.
In het besluit van 16 september 2020 (bestreden besluit) heeft Werkplein het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 13 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en [vertegenwoordiger vwr] namens Werkplein. Eiseres is niet verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw). Op 8 april 2020 heeft eiseres bij Werkplein een aanvraag bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een externe arbeidsmedische expertise in een beroepsprocedure tegen de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Uit de offerte van het Expertise Instituut Onafhankelijke arbeidsmedische expertise blijkt dat de kosten voor deze expertise € 1.905,75 inclusief btw bedragen.
Werkplein heeft de aanvraag bij het primaire besluit afgewezen omdat de kosten van een medische contra-expertise niet kunnen worden aangemerkt als uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet (PW).
Nadat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit heeft zij om een voorlopige voorziening verzocht. Bij uitspraak van 14 juli 2020 is het verzoek van eiseres afgewezen.
Werkplein heeft op 9 september 2020 een ambtelijk advies over het bezwaarschrift uitgebracht. Het advies luidt om het primaire besluit in stand te laten. Werkplein heeft het advies gevolgd en bij het bestreden besluit de weigering om bijzondere bijstand te verlenen gehandhaafd.
Geschil
2. Het gaat in deze procedure om de vraag of het college in het bestreden besluit terecht de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand heeft gehandhaafd.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. Bovendien gaat het om noodzakelijke kosten die uit bijzondere omstandigheden voortvloeien en die niet uit de algemene bijstandsnorm voldaan kunnen worden. Ook is het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat andere gemeentes wel bijzondere bijstand verlenen in vergelijkbare situaties. Het besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen, aldus eiseres.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
Bevoegdheid
5.1
Ter zitting is gebleken dat de beroepsgrond van eiseres niet ziet op de vraag of Werkplein bevoegd is maar op de vraag of [naam medewerker1] en [naam medewerker2] bevoegd waren om respectievelijk het primaire besluit en het bestreden besluit te nemen. Werkplein wijst op het Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingbesluit 2019 (hierna: het mandaatbesluit) waaruit die bevoegdheid volgt. De rechtbank stelt ambtshalve vast dat uit het in de bijlage opgenomen wettelijk kader blijkt dat Werkplein het bevoegde bestuursorgaan is.
5.2
De rechtbank overweegt dat uit artikel 4.1, aanhef en onder t, van het mandaatbesluit in samenhang gelezen met artikel 6.1 en bijlage 2 volgt dat de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op het gebied van de bijzondere bijstand zijn gemandateerd aan klantmanagers en dat de bevoegdheid tot het nemen van beslissingen op bezwaar zijn gemandateerd aan het [functie] . Het Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingbesluit 2017 kent gelijkluidende bepalingen.
5.3
Het mandaatbesluit is genomen op 9 december 2019 en gepubliceerd in het Blad gemeenschappelijke regeling van 3 juli 2020. Daarmee is ook voldaan aan het bepaalde in artikel 3:42, tweede lid, Awb. Gelet op het bepaalde in artikel 3:40 van de Awb en het bepaalde in artikel 9.2 van het mandaatbesluit, is het mandaatbesluit op 6 juli 2020 in werking getreden.
5.4
Het primaire besluit is op 10 juni 2020 genomen door [naam medewerker1] . De rechtbank stelt vast dat de functie van [naam medewerker1] niet onder het besluit wordt vermeld en gelet op hetgeen hiervoor onder 5.3 is overwogen was het mandaatbesluit op dat moment nog niet in werking getreden. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat het primaire besluit bevoegd is genomen. Ter zitting heeft Werkplein toegelicht dat het mandaatbesluit met terugwerkende kracht op 1 januari 2020 in werking is getreden. Hoewel dit volgt uit de informatie die op Overheid.nl over het mandaatbesluit is opgenomen, en waarvan ter zitting door Werkplein een afschrift is overgelegd, valt dit niet uit het mandaatbesluit zelf, of uit een ander besluit, op te maken.
5.5
De rechtbank is echter van oordeel dat, voor zover het primaire besluit onbevoegd is genomen, dit gebrek is hersteld in het bestreden besluit dat wel bevoegd is genomen. Het bestreden besluit is namelijk op 16 september 2020 genomen door [naam medewerker2] , ‘ [functie] ’, namens het dagelijks bestuur van Werkplein. Daartoe was hij op grond van het mandaatbesluit bevoegd. De bezwaarprocedure is bovendien bedoeld voor een volledige heroverweging van het primaire besluit. Dit volgt uit artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het bestuursorgaan kan daarbij fouten die zijn gemaakt bij de voorbereiding en bij het nemen van het primaire besluit herstellen. [naam medewerker2] heeft in zijn functie van [functie] het primaire besluit aan een beoordeling onderworpen en na het ambtelijk advies beslist op het bezwaar van eiseres.
5.6
De stelling van eiseres dat haar niet is gebleken dat [naam medewerker2] daadwerkelijk als [functie] is aangesteld leidt niet tot een ander oordeel. De gemachtigde van eiseres heeft dit pas op de zitting aan de orde gesteld. Van Werkplein kon daarom niet worden verwacht dat hij bewijs kon overleggen van de functie van [naam medewerker2] . Het had op de weg van eiseres gelegen haar specifieke twijfels tijdig voor de zitting kenbaar te maken zodat Werkplein ook de gelegenheid had daarop te reageren en, indien gewenst, bewijsstukken te overleggen. De gemachtigde van Werkplein heeft ter zitting bevestigd dat [naam medewerker2] [functie] is en de rechtbank ziet geen reden daaraan te twijfelen.
5.7
De beroepsgrond slaagt niet.
Noodzakelijke kosten
5.8
Op grond van vaste rechtspraak dient bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW, eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
5.9
Partijen zijn het er over eens dat de kosten zich voordoen. Ook de hoogte van de kosten is tussen partijen niet in geschil. Het gaat in deze procedure allereerst om de vraag of de kosten van een medische contra-expertise noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet. Bij de beantwoording van de vraag of daarvan sprake is komt het bijstandverlenend orgaan, gelet op de tekst van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet geen beoordelingsvrijheid toe. De bestuursrechter dient zich daarover dan ook ten volle een eigen oordeel te vormen en is niet gebonden aan het beleid van het bijstandverlenend orgaan. [1]
5.1
Het is vaste jurisprudentie dat de kosten van het verrichten van een contra-expertise in een arbeidsongeschiktheidsprocedure niet noodzakelijk zijn omdat de betrokkene zijn argumenten zo nodig kan onderbouwen met medische stukken uit de behandelend sector. [2] Het laten verrichten van een medische contra-expertise betreft dan een eigen afweging, waarvoor in beginsel geen bijzondere bijstand kan worden verleend. Nu de beoordeling van de noodzaak van het verrichten van een contra-expertise in dit beroep niet wezenlijk afwijkt van voornoemde jurisprudentie in een arbeidsongeschiktheidsprocedure, ziet de rechtbank aanleiding deze jurisprudentie te volgen.
5.11
Dit betekent dat de door eiseres gemaakte kosten voor de (medisch) deskundige in beginsel niet als noodzakelijke kosten als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW kunnen worden aangemerkt. Het ligt dan ook op de weg van eiseres als aanvrager van bijzondere bijstand om die noodzaak aannemelijk te maken. Eiseres is daar naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. De omstandigheid dat eiseres wanneer de aanvraag van de Anw-uitkering wordt afgewezen, voor de kosten van levensonderhoud is aangewezen op bijstand en dat Werkplein ook kosten zal moeten maken om de arbeidsmogelijkheden van eiseres te onderzoeken, leidt er niet toe dat de gevraagde kosten daarmee alsnog noodzakelijk zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. De jurisprudentie biedt geen steun voor die stelling.
5.12
Eiseres heeft in deze procedure ook geen andere omstandigheden aangevoerd over de noodzaak van de inbreng van een medische contra-expertise. De omstandigheid dat de medische contra-expertise mogelijk effect heeft gehad en dat naar aanleiding van de uitkomst daarvan nog niet definitief op het beroep inzake de Anw-uitkering is beslist, doet daar niet aan af.
5.13
Nu ook de Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Roosendaal niet voorziet in vergoeding van de kosten van medische contra expertise, heeft Werkplein in het bestreden besluit terecht de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand gehandhaafd.
5.14
Nu het niet gaat om noodzakelijke kosten, hoeven de overige voorwaarden als omschreven onder 5.8 geen bespreking meer.
5.15
De beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
5.16
De omstandigheid dat andere gemeenten wel bijzondere bijstand verlenen voor een medische contra-expertise betekent niet dat er sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel. De Participatiewet voorziet immers in gedecentraliseerde uitvoering. Volgens vaste rechtspraak is daarmee de mogelijkheid van verschillende uitvoering per gemeente gegeven. [3] In hetgeen door eiseres is aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om andersluidend te oordelen.
5.17
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
6.1
Het beroep is ongegrond.
6.2
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 24 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 3:40 van de Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekend gemaakt.
Ingevolge artikel 3:42, tweede lid, van de Awb, geschiedt de bekendmaking van een niet tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan dat niet tot een of meer belanghebbenden is gericht, door kennisgeving van het besluit of een zakelijke weergave daarvan, in een van overheidswege uitgegeven dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Algemeen mandaat-, volmacht- en machtigingbesluit 2019 (mandaatbesluit)
Ingevolge artikel 4.1, aanhef en onder t, van het mandaatbesluit geschiedt de mandaatverlening in deze regeling in de ruimste zin des woords en wordt onder het nemen van besluiten in positieve of negatieve zin ook verstaan het nemen van alle andere besluiten die genomen moeten worden en alle andere handelingen die moeten worden verricht binnen het kader van de uitvoering van de verleende bevoegdheid.
Ingevolge artikel 5.1 van het mandaatbesluit dient in de ondertekeningen tot uitdrukking te worden gebracht, dat het besluit is genomen krachtens mandaat.
Ingevolge artikel 6.1 van het mandaatbesluit is onder(-onder)mandaat toegestaan, voor zover dat in de mandatenlijst is aangegeven en onder de eventuele nadere voorwaarden als aangegeven in de mandatenlijst.
Ingevolge bijlage 2 bij het mandaatbesluit wordt het beslissen op bezwaarschriften, voor zover niet wordt afgeweken van de adviezen van adviseurs gemandateerd aan het [functie] . Het nemen van beslissingen m.u.v. het beslissen op bezwaarschriften ten aanzien van het product Participatiewet en bijzondere bijstand wordt gemandateerd aan de klantmanager.
Participatiewet (PW)
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere bijstand voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.