ECLI:NL:CRVB:2009:BJ4436
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G.A.J. van den Hurk
- J.M.A. van der Kolk-Severijns
- J.J.A. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Toetsingsmaatstaf bestuursrechter bij bijzondere bijstand voor extra schoolkosten tweetalig voortgezet onderwijs
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 5 november 2007 het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug ongegrond verklaarde. Het College had op 20 april 2006 de aanvraag van de appellant om vergoeding van extra kosten voor tweetalig onderwijs afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het College in redelijkheid tot dit besluit had kunnen komen. De appellant, die bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich tegen de aangevallen uitspraak heeft gekeerd.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 juli 2009 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de rechtbank een onjuiste toetsingsmaatstaf had gehanteerd. De Raad benadrukte dat het bestuursorgaan bij de beoordeling van de vraag of aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan, geen beoordelingsvrijheid heeft ten aanzien van noodzakelijke kosten van het bestaan. De Raad concludeerde dat de extra kosten voor tweetalig onderwijs niet kunnen worden aangemerkt als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB. De keuze van de appellant voor tweetalig onderwijs werd als begrijpelijk beschouwd, maar de Raad oordeelde dat deze keuze vrijwillig was en dat de extra kosten voor rekening van de ouders blijven.
Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen, maar de Raad veroordeelde het dagelijks bestuur tot vergoeding van het griffierecht dat in beroep en hoger beroep was betaald. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, maar met verbetering van de gronden.