Op 10 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin belanghebbende, een buitenlandse beleggingsinstelling, beroep heeft ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting heeft plaatsgevonden, omdat de inspecteur van de Belastingdienst had aangegeven dat een zitting niet nodig was. Belanghebbende had geen bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. De rechtbank heeft de verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting afgewezen, omdat volgens de Hoge Raad het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buitenlandse beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op basis van de regeling van de afdrachtvermindering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat de participanten in het fonds aanspraak kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.