ECLI:NL:RBZWB:2021:4770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
BRE-20_10352
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar omzetbelasting

In deze zaak heeft de belanghebbende, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de beschikking geen teruggaaf omzetbelasting met het beschikkingsnummer O.019501 over de periode van 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat er enkele typefouten in de uitspraak op bezwaar zijn gemaakt, maar dat het geschil zich richt op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Tussen partijen was het niet in geschil dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard vanwege termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De inspecteur is opgedragen om een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen, waarbij de rechtbank ook heeft bepaald dat de inspecteur het betaalde griffierecht van € 354 aan de belanghebbende dient te vergoeden. Daarnaast is de inspecteur veroordeeld tot betaling van proceskosten van € 374, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door rechter S.A.J. Bastiaansen en openbaar gemaakt op 24 september 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 20/10352
uitspraak van 24 september 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk

belanghebbende,
en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de uitspraak op bezwaar tegen de beschikking geen teruggaaf omzetbelasting met beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] O.019501 over de periode 1 januari 2019 tot en met 30 juni 2019. Overigens zijn in de betreffende uitspraak op bezwaar enkele typefouten gemaakt. Desalniettemin is het tussen partijen niet in geschil dat onderhavig geschil zich richt op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen de hiervoor genoemde beschikking geen teruggaaf.
De griffier heeft ook voor een ingesteld beroep tegen een brief met de referentie van de inspecteur [beschikkingsnummer] B.01 een zaaknummer aangemaakt; BRE 20/10353. Nu tussen partijen echter niet in geschil is dat het beroep zich uitsluitend richt tegen de hiervoor genoemde uitspraak op bezwaar, is dit zaaknummer ten onrechte ingeschreven en zal om die reden worden afgevoerd.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in verband met termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar. Het beroep van belanghebbende is dan ook kennelijk gegrond. De uitspraak op bezwaar dient te worden vernietigd. De inspecteur heeft verzocht om de zaak terug te verwijzen naar de inspecteur om het bezwaar inhoudelijk te behandelen. De rechtbank zal dit doen.
Griffierecht
Nu het beroep kennelijk gegrond is, dient de inspecteur op grond van artikel 8:74, eerste lid van de Awb, aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Proceskostenvergoeding
De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling, nu niet is weersproken dat sprake is van verleende rechtsbijstand die binnen de groep wordt doorbelast. De rechtbank stelt de te vergoeden kosten voor beroepsmatig verleende bijstand in de beroepsfase vast op € 374. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 0,5 [1] ). Het nadere stuk van belanghebbende wordt niet aangemerkt als conclusie van repliek aangezien belanghebbende niet in de gelegenheid gesteld is te repliceren [2] .

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt de inspecteur op een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten ten bedrage van € 374;
- bepaalt dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 24 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Gelet op Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 november 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:4638, onderdeel 4.6.4.3.
2.Hoge Raad 15 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:866.