In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd op 5 augustus 2021, is de belanghebbende, een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde entiteit, in beroep gegaan tegen de afwijzing van zijn verzoeken om teruggaaf van dividendbelasting over verschillende tijdvakken. De inspecteur van de Belastingdienst had op 26 april 2016 de bezwaren van de belanghebbende afgewezen, wat leidde tot deze rechtszaak. De rechtbank heeft op 29 april 2021 een regiezitting gehouden, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gebleven. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de inspecteur terecht de teruggaafverzoeken had afgewezen. De rechtbank overwoog dat het vrije verkeer van kapitaal niet wordt belemmerd door het feit dat buiten Nederland gevestigde beleggingsinstellingen niet in aanmerking komen voor tegemoetkomingen op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. Bovendien faalde het beroep van de belanghebbende op de drukvergelijking, omdat hij geen berekening had aangeleverd. De rechtbank concludeerde dat er geen recht op teruggaaf van dividendbelasting bestond en dat er ook geen recht op vergoeding van rente over de ingehouden dividendbelasting was. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.