Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- Het niet tijdig nemen van een uitspraak op bezwaar door de inspecteur;
- De uitspraken van de inspecteur van 22 mei 2020 respectievelijk 14 augustus 2020 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem:
1.Beslissing
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen de conserverende aanslag gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen die aanslag;
- vermindert de conserverende aanslag tot een bedrag van € 177.027 en handhaaft de revisierente;
- verklaart het beroep voor zover het betreft het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep gegrond voor zover het de dwangsom betreft;
- stelt de door de inspecteur verbeurde dwangsom vast op € 1.442;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- verklaart zich ten aanzien van het verzoek om vergoeding van incassokosten niet bevoegd;
- verklaart de verzoeken om schadevergoeding voor zover die betrekking hebben op deze procedure ongegrond;
- verklaart zich ten aanzien van de vorderingen van belanghebbende voor het overige niet bevoegd;
2.Gronden
die van belang is voor de beoordeling van de onderhavige zaken. De stelling is in zoverre onvoldoende onderbouwd. Verder constateert de rechtbank dat de inspecteur de betreffende brief van [inspecteur X] niet heeft overgelegd, zodat belanghebbende hier terecht over klaagt. Echter ziet de rechtbank geen aanleiding om hieraan gevolgen te verbinden, omdat niet is gebleken dat belanghebbende hierdoor is benadeeld. Belanghebbende heeft namelijk zelf het betreffende stuk in de procedure ingebracht [3] .
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;