ECLI:NL:RBZWB:2021:3723

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
BRE-20_9989
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens betalingsonmacht griffierecht

Op 23 juli 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE-20/9989, waarin belanghebbende, een rechtspersoon, een beroepschrift had ingediend tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2018 en de bijbehorende boete. Belanghebbende had aangegeven niet in staat te zijn het verschuldigde griffierecht van € 354,00 te voldoen vanwege betalingsonmacht. De griffier heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen, waarna belanghebbende in de gelegenheid werd gesteld om dit beroep te onderbouwen. Ondanks de verstrekte informatie kon de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van betalingsonmacht, aangezien er geen relevante financiële gegevens van de B.V. of haar bestuurders waren overgelegd.

De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat zij niet in verzuim was. De rechtbank volgde hierbij de lijn van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, dat stelt dat ook rechtspersonen een beroep op betalingsonmacht kunnen doen, maar dat dit beroep goed onderbouwd moet zijn. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden aangetekend geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/9989
uitspraak van 23 juli 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [vestigingsplaats],
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Motivering

Belanghebbende heeft een beroepschrift ingediend betreffende de aanslag vennootschapsbelasting 2018 met aanslagnummer [aanslagnummer] en de bij beschikking opgelegde boete. Hiervoor is belanghebbende griffierecht verschuldigd van € 354,00. De griffier heeft belanghebbende daarover schriftelijk geïnformeerd.
Bij brief van 28 januari 2021 heeft belanghebbende gemeld niet in staat te zijn het griffierecht te voldoen wegens betalingsonmacht. Belanghebbende is vervolgens in de gelegenheid gesteld om het beroep op betalingsonmacht te onderbouwen. Belanghebbende heeft bij brief van 9 maart 2021 informatie verstrekt. De griffier heeft vervolgens het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
De griffier heeft belanghebbende in een aangetekende brief van 12 april 2021 nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De brief vermeldt dat niet-ontvankelijkverklaring kan volgen, indien het griffierecht niet binnen vier weken na dagtekening van de brief is overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Volgens gegevens van Track&Trace van PostNL is de brief afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres.
Uit de administratie van de rechtbank blijkt dat het griffierecht niet is ontvangen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.
Hier is niet gebleken dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Opmerking verdient daarbij dat het beroep op betalingsonmacht terecht is afgewezen. De rechtbank volgt de lijn van Gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat rechtspersonen eveneens een beroep kunnen doen op betalingsonmacht [1] . Bij de boordeling of een rechtspersoon met succes een beroep kan doen op betalingsonmacht, moet niet alleen worden beoordeeld of de rechtspersoon inkomen of vermogen heeft waaruit het verschuldigde griffierecht kan worden voldaan, maar ook of de aandeelhouders en/of bestuurders van de rechtspersoon in staat moeten kunnen worden geacht de financiële middelen te verstrekken om het verschuldigde griffierecht te voldoen [2] . Op basis van de door belanghebbende ingebrachte gegevens kan niet worden vastgesteld dat sprake is van betalingsonmacht. Er zijn immers geen gegevens van de B.V. overgelegd en ook niet van de bestuurder van de B.V., hoewel de griffier daar in de brief wel expliciet om had gevraagd.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 23 juli 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

2.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:706 en Hoge Raad 27 januari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV2020.