“Betreft: Informatiebeschikking wegens niet voldaan aan art. 52 AWR
Geachte directie,
Bij [belanghebbende] en [medebelanghebbende] is een boekenonderzoek ingesteld. Het onderzoek heeft betrekking op de aangiften:
- vennootschapsbelasting van de jaren 2011 tot en met 2015;
- omzetbelasting ( [medebelanghebbende] [belanghebbende] en [medebelanghebbende] . c.s.) over het tijdvak
1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 (omzetbelastingnummer [rsin] ).
Schending administratieplicht
Er is gebleken dat [medebelanghebbende] zich op onderdelen niet gehouden heeft aan de administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). Deze bepaling bevat kwaliteitseisen die aan een administratie gesteld worden ten behoeve van de belastingheffing. Wij zijn van mening dat de administratie van [medebelanghebbende] op de hierna te noemen onderdelen niet aan de wettelijke normen voldoet.
1. Voorraad
De omvang van de voorraad van [medebelanghebbende] wordt aan het einde van elk boekjaar schattenderwijs bepaald. Vanaf 2011 bedraagt de voorraad jaarlijks € 25.000. Volgens [medebelanghebbende] bestaat de voorraad uit apparatuur en plaatmateriaal. Volgens [medebelanghebbende] zijn er overzichten van wat aan apparatuur aanwezig moet zijn. Aan het einde van het boekjaar wordt door [medebelanghebbende] echter nimmer een overzicht gemaakt. [medebelanghebbende] voert derhalve geen sluitende voorraadadministratie waaruit op elk moment de actuele omvang en waarde van de voorraad blijkt.
2. Kasstelsel
Voor de verantwoorde omzet hanteert [medebelanghebbende] het kasstelsel. De omzet wordt pas verantwoord op het moment dat een contante of bancaire ontvangst plaatsvindt. Dit is niet juist. [medebelanghebbende] dient, mede gelet op haar omvang en de aard van de werkzaamheden, het factuurstelsel toe te passen. Dit geldt ook voor de uitgaven (inkopen en andere kosten) die dienen te worden toegerekend aan de juiste periode.
3. Projectadministratie
[medebelanghebbende] voert geen projectadministratie. Van een onderneming met de aard en de omvang zoals die van [medebelanghebbende] mag worden verlangd dat deze een projectadministratie voert waaruit per project, zoals een keuken of een vloer, de omzet, de uren en de kosten blijken. Hierbij dient tevens de mogelijkheid te bestaan van voor- en nacalculatie. Door het ontbreken van een projectadministratie is een controle op juistheid niet mogelijk.
4. Omzetbelasting laag tarief
Op basis van het besluit BLKB/2013/305M mag het verlaagde btw-tarief van 1 maart 2013 tot 1 oktober 2015 worden toegepast op renovatie en herstel van woningen ten aanzien waarvan meer dan twee jaren zijn verstreken na het tijdstip van eerste ingebruikneming, met uitzondering van materialen die een deel vertegenwoordigen van de waarde van deze diensten. [medebelanghebbende] heeft ter zake van deze werkzaamheden facturen aan klanten uitgereikt met daarop de vermelding van een btw-tarief van 21%. [medebelanghebbende] heeft een kopie van deze facturen bewaard voor haar eigen administratie. Op deze facturen heeft [medebelanghebbende] handmatig een verdeling gemaakt tussen het algemene en het verlaagde tarief. Uit het voorgaande volgt dat [medebelanghebbende] onjuist heeft gefactureerd. Volgens [medebelanghebbende] is deze werkwijze toegepast omdat haar software (SIMAR) niet was ingericht om verschillende tarieven te hanteren.
Aan [medebelanghebbende] hebben we een toelichting gevraagd op basis waarvan de handmatige splitsing is aangebracht. [medebelanghebbende] heeft ons een overzicht verstrekt waarbij een splitsing is aangebracht tussen arbeidsuren werkplaats, locatie en werkblad. Deze splitsing is aangebracht om aan te tonen wat per opdracht de gewerkte uren zijn geweest. Die uren zijn nodig om het lage tarief toe te kunnen passen. Op basis van enkel dit overzicht is een controle op juistheid niet mogelijk.
5. Registratie uren personeel voor het maken van de keuken
[medebelanghebbende] heeft verklaard geen registratie te hebben bijgehouden van de gewerkte uren van het personeel in de werkplaats en op locatie. Het is niet aannemelijk dat [medebelanghebbende] geen registratie bijhoudt van uren. Dit is immers van belang voor de interne organisatie en voor de uitgaande facturen. Tijdens het onderzoek hebben we van [medebelanghebbende] een gespecificeerde berekening ontvangen met daarop een splitsing van de gewerkte uren (zie onderdeel 4 van deze brief). Naar onze mening is er derhalve wel een registratie aanwezig, maar is in deze urenregistratie ten onrechte geen inzage gegeven.
6. Offerten
[medebelanghebbende] heeft offerten uitgebracht. Wanneer een opdracht is doorgegaan, wordt de offerte omgezet in een factuur. De originele offerte is volgens [medebelanghebbende] vanaf dat moment niet meer beschikbaar in het digitale systeem. De offerten en de daaruit gegenereerde facturen worden aangemaakt via een geautomatiseerd programma van Simar. Offerten die niet leiden tot een opdracht of factuur blijven wel via het systeem raadpleegbaar. Omdat [medebelanghebbende] de uitgebrachte offerten niet allemaal bewaard heeft, heeft zij de bewaarplicht geschonden.
(…)
9. Omschrijving facturen
[medebelanghebbende] heeft valse facturen uitgereikt aan restaurant [restaurant] te [vestigingsplaats] in het jaar 2015 en aan [timmerbedrijf] in het jaar 2013. De gepresenteerde zakelijke uitgaven op de factuur van deze klanten zijn in werkelijkheid namelijk privébestedingen.
Informatiebeschikking
Uit het voorgaande blijkt dat [medebelanghebbende] niet (geheel) aan haar administratieve verplichtingen uit hoofde van artikel 52 van de AWR heeft voldaan. Als gevolg daarvan reiken wij deze informatiebeschikking uit aan [belanghebbende] . Deze informatiebeschikking is gebaseerd op artikel 52a van de AWR.
Indien [belanghebbende] het niet eens is met deze beschikking, kan zij hiertegen bezwaar maken. Het bezwaarschrift moet dan binnen zes weken na de datum op de beschikking door ons zijn ontvangen. Bij verzending per post is een bezwaarschrift op tijd ingediend als het voor het einde van de termijn is gepost en wij het niet later dan één week na afloop van de termijn hebben ontvangen.
Als geen bezwaar wordt gemaakt tegen deze informatiebeschikking, wordt deze onherroepelijk. Dit brengt dan met zich mee dat [belanghebbende] in een nadelige bewijspositie terechtkomt in de bezwaarfase tegen de (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015. [belanghebbende] dient dan namelijk overtuigend aan te tonen dat die belastingaanslagen niet juist zijn, de zogeheten omkering en verzwaring van de bewijslast als bedoeld in art. 25, derde lid, AWR.
Een bijkomend gevolg van deze beschikking is dat de termijn waarbinnen de (navorderings)aanslagen vennootschapsbelasting over de jaren 2011 tot en met 2015 kunnen worden opgelegd, wordt verlengd met de termijn die verstrijkt tussen de bekendmaking en het onherroepelijk worden van deze informatiebeschikking.”