Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn belanghebbenden een vennootschap onder firma (V.O.F.) en haar twee vennoten. De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de inspecteur van de Belastingdienst terecht informatiebeschikkingen heeft afgegeven wegens het niet voldoen aan de administratie- en bewaarplicht zoals vastgelegd in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De inspecteur had eerder aangekondigd een boekenonderzoek te starten in verband met de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting van de vennoten en de V.O.F. over verschillende jaren. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de V.O.F. een cafetaria exploiteert en dat er contant geld omgaat. De administratie wordt niet op de juiste wijze gevoerd, en er worden geen kopieën van kassabonnen bewaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbenden niet aan hun wettelijke verplichtingen hebben voldaan. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbenden ongegrond verklaard, omdat de inspecteur de informatiebeschikkingen terecht heeft opgelegd. De rechtbank heeft geen nieuwe termijn gesteld voor het voldoen aan de verplichtingen, aangezien de schending van de administratieplicht niet meer ongedaan kan worden gemaakt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 juni 2021.