Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
- onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.150 over het tijdvak 1 januari 2010 tot en met 31 december 2011 tot een bedrag van € 36.523, met een verzuimboete van € 3.652 en heffingsrente van € 4.776;
- onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.4501 over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 tot een bedrag van € 78.661, met een verzuimboete van € 4.920 en belastingrente van € 5.863.
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
alsbelanghebbende een bepaalde provisiedienst verricht waarbij een de provisievoorwaarden is voldaan, de desbetreffende financiële instelling een provisie betaalt. De omstandigheid dat bij het plaatsen van een belegging niet altijd recht op een provisie bestond maakt evenmin dat, indien wel recht bestond op een provisie, geen sprake is van een vergoeding tegenover een prestatie in het kader rechtsbetrekking. Ook het beroep van belanghebbende op het arrest Baštová faalt. In het onderhavige geval bestaat wel een rechtstreeks verband tussen de provisiedienst door belanghebbende aan een financiële instelling en de daarvoor betaalde vergoeding (provisie). Anders dan in de zaak die in het arrest Baštová aan de orde was, is in dit geval het bestaan van een vergoeding niet onzeker als de dienst werd geleverd.
5.Vergoeding van immateriële schade
6.Proceskosten
7.Beslissing
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag voor de jaren 2010 en 2011 uitsluitend voor zover deze ziet op de boetebeschikking en rentebeschikking;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de naheffingsaanslag voor de jaren 2012 tot en met 2014 uitsluitend voor zover deze ziet op de boetebeschikking;
- handhaaft de heffingsrente bij de naheffingsaanslag omzetbelasting voor de jaren 2010 en 2011 op € 4.776;
- vermindert de verzuimboete opgelegd bij de naheffingsaanslag voor de jaren 2010 en 2011 tot € 2.921;
- vermindert de verzuimboete opgelegd bij de naheffingsaanslag voor de jaren 2012 tot en met 2014 tot € 3.936;
- veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 1.909;
- veroordeelt de Minister tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 2.091;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.068;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: