In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag betreft de jaren 2012 tot en met 2015 en is opgelegd na een boekenonderzoek. De Inspecteur heeft vastgesteld dat belanghebbende te veel omzetbelasting in aftrek heeft gebracht en heeft een naheffingsaanslag opgelegd van € 25.395, met een verzuimboete van 10% van de nageheven belasting. Belanghebbende heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt, waarna de Rechtbank de uitspraak van de Inspecteur gedeeltelijk heeft vernietigd en de naheffingsaanslag heeft verminderd. De Inspecteur heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
Het Gerechtshof Den Haag heeft op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof oordeelt dat belanghebbende terecht een beroep doet op het vertrouwensbeginsel. De Inspecteur heeft in eerdere correspondentie aan belanghebbende teruggaaf van omzetbelasting verleend, wat bij belanghebbende het vertrouwen heeft gewekt dat deze teruggaaf niet zou worden gecorrigeerd. Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag in strijd is met het vertrouwensbeginsel en vermindert de naheffingsaanslag tot € 18.146. De verzuimboete wordt door het Hof gehandhaafd op nihil, omdat er sprake is van afwezigheid van alle schuld aan de zijde van belanghebbende. De uitspraak van de Rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd, maar de beslissing om de boete te verminderen tot nihil blijft in stand.