Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij de belanghebbende, wonende in Spanje, in beroep ging tegen de aansprakelijkstellingen voor onbetaald gebleven naheffingsaanslagen loonheffingen. De aansprakelijkstellingen betroffen twee besloten vennootschappen, [B.V. 1] en [B.V. 2], en waren opgelegd door de ontvanger van de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontvanger op 26 september 2017 uitspraak op bezwaar heeft gedaan, maar dat de ontvanger bij brief van 22 december 2020 heeft aangegeven de aansprakelijkstellingen niet langer te handhaven. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd, evenals de beschikkingen aansprakelijkstelling voor beide vennootschappen.
De rechtbank heeft de ontvanger tevens veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.064, en heeft gelast dat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 92 aan hem wordt vergoed. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting achterwege gelaten met toestemming van partijen en heeft de mondelinge uitspraak aangekondigd binnen twee weken na sluiting van het onderzoek. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. De belanghebbende heeft het standpunt ingenomen dat hij aanspraak maakt op een hogere vergoeding voor de kosten van de bezwaarfase, maar de rechtbank heeft dit afgewezen, omdat zij geen aanleiding zag om de zaak een hogere wegingsfactor dan één te geven.