In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam. De naheffingsaanslag, gedateerd op 24 november 2017, betrof een bedrag van € 62,67 en was gebaseerd op een controle uitgevoerd met een scanauto. Eiser betwistte dat hij op de aangegeven locatie, de Teilingerstraat, had geparkeerd en stelde dat hij zich op dat moment op de nabijgelegen Vijverhofstraat bevond. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de verweerder lag om aan te tonen dat het belastbare feit zich had voorgedaan. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat eiser feitelijk niet op de Teilingerstraat had geparkeerd, maar op de Vijverhofstraat. De rechtbank concludeerde dat de onjuiste vermelding van de parkeerlocatie op de naheffingsaanslag een essentieel onderdeel van het belastbare feit is en dat dit leidde tot de vernietiging van de naheffingsaanslag. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en de naheffingsaanslag, en droeg verweerder op het griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden. Tevens werden de proceskosten van eiser, tot een totaalbedrag van € 358,78, voor vergoeding in aanmerking gebracht.