Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 oktober 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 16 februari 2021 en de daarin genoemde stukken.
2.De feiten
(…)
(…) Zoals ik al eerder schreef zijn de cijfers voor 2018 gelijk aan 2017. Er zijn in 2018 geen activiteiten geweest. Dus de balans is hetzelfde
3.Het geschil
4.De beoordeling
de bank dient uiterlijk donderdag op mijn rekening te storten anders gaat het naar mijn advocaat”. Waarom [gedaagde] op 8 januari 2019 heeft gemeend nog te moeten dreigen met het inschakelen van en advocaat teneinde de nakoming van de leaseovereenkomst af te dwingen, terwijl hij naar eigen zeggen Brands4less al per 4 januari 2019 zou hebben overgedragen aan J&D en ook overigens per 8 januari 2019 zich in het geheel niet meer heeft bemoeid met Brands4less als bestuurder is door [gedaagde] niet opgehelderd.
4.804,00(2,0 punten × tarief VI € 2.402,00)