3.2.[verweerder] voert geen verweer tegen de echtscheiding. Hij voert verweer tegen het alimentatieverzoek van [verzoeker] , daarbij verzoekend (primair) om het verzoek af te wijzen, dan wel (subsidiair) om de alimentatie op termijn op nihil te stellen en een afbouwregeling vast te stellen, inhoudende dat de alimentatie wordt teruggebracht naar nihil over de komende twee jaren, dan wel over de komende vijf jaren, dan wel over de periode tot de datum waarop [verzoeker] AOW ontvangt. Voorts voert hij verweer tegen de door [verzoeker] verzochte wijze van afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden en verdeling van de gemeenschappen.
[verweerder] verzoekt bij wege van zelfstandige verzoeken:
in de zaak met nr. C/02/352112 / FA RK 18-6250 (echtscheiding):
- de echtscheiding op voorhand uit te spreken voordat op de overige vorderingen wordt beslist;
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 27.731,19 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 (kosten inschakelen recherchebureau);
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 3.300,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2018 en te vermeerderen met € 300,= over iedere maand tot de datum van verdeling van het pand, te vermeerderen met wettelijke rente (gebruiksvergoeding);
in de zaak met nr. C/02/360258 / FA RK 19-3295 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden):
- de verdeling van de eenvoudige gemeenschap vast te stellen als in zijn verweerschrift op zelfstandig verzoek tevens aanvullend verzoek omschreven, namelijk te bepalen dat het pand [adres] te [woonplaats 3] wordt toegedeeld aan [verzoeker] op voorwaarde van ontslag van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld van [verweerder] en onder vergoeding van de helft van de waarde (na aftrek van de hypothecaire schuld) aan [verweerder] ;
- te bepalen dat [verzoeker] bewijsstukken overlegt van zijn vermogensbestanddelen over de periode 1 juni 2013 tot en met 21 mei 2018, te weten per 1 juni 2013, per 31 december 2013, per 31 december 2014, per 31 december 2015, per 31 december 2016, per
31 december 2017 en per 21 mei 2018, alsmede van zijn inkomen over deze jaren en de volledige jaarstukken van zijn eenmanszaak over deze jaren;
- te bepalen dat de huwelijksvoorwaarden worden afgewikkeld volgens de nader door [verweerder] te omschrijven vorderingen;
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 6.665,= te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 25 september 2018 (IB 2013);
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 1.305,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2018 (huur juni/juli 2018);
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 26.421,02 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 (schade appartement/inboedel);
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 896,50 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2018 (kosten inzake de auto BMW, kenteken [kenteken] , van [verweerder] ) en [verzoeker] te veroordelen tot betaling van € 20,= per dag, gerekend vanaf 18 juni 2019 (kosten stalling van die auto bij het takelbedrijf);
- [verzoeker] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van € 57,08 en € 226,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2018 ( [verzekeringsmaatschappij 1] en [verzekeringsmaatschappij 2] );
- te bepalen dat [verzoeker] aan [verweerder] vergoedt de door [verweerder] terug te betalen bedragen ad € 2.787,93 (kostwinnerstoeslagen 2017) en € 1.183,25 (kostwinnerstoeslagen januari tot en met mei 2018), tenzij [verzoeker] binnen een maand na de door de rechtbank te wijzen beschikking bewijsstukken overlegt van diens belastbaar inkomen over 2017 en 2018 zoals door de Nederlandse fiscus definitief vastgesteld, waaruit blijkt, dat het belastbaar inkomen van [verzoeker] in die jaren onder de grens ligt van € 45.640,62 over 2017, respectievelijk
€ 51.391,53 over 2018;
- te bepalen dat [verzoeker] aan [verweerder] vergoedt de door [verweerder] terug te betalen bedragen:
a. € 218,77 (ziektekosten 2017) en
b. € 210,37 (ziektekosten januari – mei 2018),
tenzij [verzoeker] binnen een maand na de door de rechtbank te wijzen beschikking bewijsstukken overlegt van zijn belastbaar inkomen over 2017 en 2018, zoals door de Nederlandse fiscus definitief vastgesteld, waaruit blijkt, dat het belastbaar inkomen van [verzoeker] in die jaren onder de grens ligt van € (bedrag nader toe te voegen) over 2017, respectievelijk € 42.237,13 over 2018.