De man verweert zich daartegen en verzoekt het hof:
in principaal hoger beroep
A. de vrouw niet ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, dan wel deze af te
wijzen;
in incidenteel hoger beroep
B. de bestreden beschikking te vernietigen in zoverre is bepaald dat de vrouw, bij wijze van
gebruiksvergoeding door de man aan haar voor het gebruik van de echtelijke woning, niet langer gehouden is tot betaling aan de man van haar deel van de eigenaarslasten van de woning en te bepalen dat de vrouw aan de man dient te voldoen het haar toe te rekenen maar niet door haar betaalde deel van de eigenaarslasten van de woning (waaronder maar niet uitsluitend hypotheekrente, aflossing, premie kapitaalverzekering eigen woning en eigenaarslasten), zijnde minimaal € 532,46 per maand dan wel een nader door de man aan te geven bedrag, dan wel een in redelijkheid en billijkheid door het hof vast te stellen bedrag, vanaf februari 2017 subsidiair 27 maart 2017, meer subsidiair een door het hof vast te stellen datum tot datum notariële toedeling van de woning aan de man dan wel verkoop aan een derde, dan wel een datum die het hof redelijk en billijk acht, waarbij de achterstallige betaling door de vrouw aan de man dient plaats te vinden binnen twee weken na dagtekening van de beschikking van het hof, waarna de vrouw maandelijks aan de man het door haar verschuldigde bedrag dient te voldoen tot datum notariële toedeling van de woning aan de man dan wel een derde, subsidiair een door het hof in redelijkheid en billijkheid vast te stellen datum, onder de bepaling dat,
wanneer de vrouw de verschuldigde bedragen niet op de vastgestelde datum/data aan de man heeft voldaan c.q. voldoet, het aan de man toekomende bedrag kan worden verrekend met een eventueel aan de vrouw toekomende overwaarde ter zake de echtelijke woning.
C. Subsidiair te verklaren voor recht dat de vrouw aan de man is verschuldigd een bedrag van € 532,46 per maand dan wel een nader door de man aan te geven bedrag, dan wel een in redelijkheid en billijkheid door het hof vast te stellen bedrag, zijnde het niet door de vrouw betaalde maar wel door haar verschuldigde en aan haar toe te rekenen deel (de helft) van de
eigenaarslasten (waaronder doch niet uitsluitend hypotheekrente, aflossing, premie kapitaalverzekering eigen woning en eigenaarslasten) over de periode februari 2017 subsidiair 27 maart 2017 tot 16 januari 2018 zijnde de datum beschikking, dit betreft een bedrag van
€ 6.123,29 respectievelijk € 5.058,37, dan wel een nader door de man aan te geven bedrag, subsidiair een door het hof in redelijkheid vast te stellen bedrag, alsmede te bepalen dat de vrouw aan de man is verschuldigd het haar toe te rekenen maar niet door haar betaalde deel van de eigenaarslasten van de woning (waaronder doch niet uitsluitend hypotheekrente, aflossing, premie kapitaalverzekering eigen woning en eigenaarslasten) vanaf 16 januari 2018 tot datum notariële toedeling van de woning aan de man dan wel verkoop aan een derde, dan wel een datum die het hof redelijk en billijk acht, waarbij de achterstallige betaling door de vrouw aan de man dient plaats te vinden binnen twee weken na dagtekening van de beschikking van het hof, waarna de vrouw maandelijks aan de man het door haar verschuldigde bedrag dient te
voldoen tot datum notariële toedeling van de woning aan de man dan wel een derde, subsidiair een door het hof in redelijkheid en billijkheid vast te stellen datum, onder de bepaling dat, wanneer de vrouw de verschuldigde bedragen niet op de vastgestelde datum/data aan de man
heeft voldaan c.q. voldoet, het aan de man toekomende bedrag kan worden verrekend met een eventueel aan de vrouw toekomende overwaarde ter zake de echtelijke woning.
In een aanvullend verzoek, ingekomen bij het hof op 5 september 2018, verzoekt de man:
A) te bepalen dat alleen aan de man de waardestijging van de aan de woning verbonden verzekering vanaf februari 2017, dan wel een door het hof in redelijkheid te bepalen datum, toekomt. Subsidiair te bepalen dat de vrouw aan de man verschuldigd is een bedrag van
€ 99,50 per maand, zijnde een bedrag van € 1.990,- over de periode februari 2017 tot en met september 2018, te verhogen met een bedrag van € 99,50 per maand tot datum notariële toedeling van de woning aan de man c.q. verkoop van de woning aan een derde;
B) te bepalen dat, mocht de man al een gebruiksvergoeding verschuldigd zijn aan de vrouw, dit bedrag niet meer bedraagt dan € 53,12 respectievelijk € 63,54 respectievelijk € 77,08 respectievelijk € 87,50 per maand vanaf 29 maart 2018 (datum echtscheiding) subsidiair 8 juni 2017 (datum verzoek van de vrouw), eventueel te verrekenen met de reeds door de man betaalde eigenaarslasten die voor rekening komen van de vrouw.