Op 8 december 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen twee eisers en het College van Bestuur van de Stichting Scholengroep Pontes. De eisers, vertegenwoordigd door mr. A.W. van Duijnhoven, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van Pontes, die hun verzoeken om uitbetaling van de achterstallige onregelmatigheidstoeslag (ORT) per 1 september 2015 hadden afgewezen. Pontes had eerder in juli 2015 de ORT van verschillende medewerkers, waaronder de eisers, stopgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers geen bezwaar hebben gemaakt tegen de stopzetting van de ORT in 2015, wat heeft geleid tot de formele rechtskracht van die besluiten.
De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die zich beroepen op het gelijkheidsbeginsel en een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 juli 2018, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de situatie van de eisers niet vergelijkbaar was met die van hun collega, omdat deze laatste wel tijdig bezwaar had gemaakt. De rechtbank heeft de bestreden besluiten vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, wat betekent dat de uitkomst van de zaak hetzelfde blijft. Pontes is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eisers, die zijn vastgesteld op € 1.575,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.