ECLI:NL:RBZWB:2020:7043

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
AWB- 20_1075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor arbeid na ziekte

Op 4 september 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, die als onderwijsassistent heeft gewerkt, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 februari 2020, waarin haar Ziektewet (ZW) uitkering per 16 december 2019 werd beëindigd. De rechtbank heeft de zaak op 29 juli 2020 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een collega, en het UWV door een verzekeringsarts.

Eiseres had zich op 1 oktober 2019 ziek gemeld na het beëindigen van haar dienstverband op 31 juli 2019. Het UWV had haar aanvankelijk een ZW-uitkering toegekend, maar concludeerde later dat zij hersteld was en beëindigde de uitkering. Eiseres betwistte deze beslissing en voerde aan dat zij niet in staat was haar werk als onderwijsassistent te hervatten vanwege diverse medische klachten, waaronder pijnklachten en psychische problemen.

De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten de ZW-uitkering te beëindigen. De verzekeringsartsen hadden voldoende onderzoek gedaan en de medische gegevens zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de subjectieve klachten van eiseres niet voldoende waren om haar arbeidsongeschiktheid te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1075 ZW

uitspraak van 4 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , wonende te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV;

kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 29 juli 2020. Namens eiseres was daarbij aanwezig mr. S. Klootwijk, een collega van de gemachtigde van eiseres en voor het UWV drs. S. Barto.

Overwegingen

1. Feiten

Eiseres is werkzaam geweest als onderwijsassistent. Haar dienstverband is op 31 juli 2019 geëindigd. Zij heeft per 5 augustus 2019 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Op 1 oktober 2019 heeft zij zich vanuit de WW ziek gemeld met lichamelijke klachten (als gevolg van het verwijderen van een goedaardige tumor) en met psychische klachten.
Het UWV heeft aan eiseres met ingang van 5 november 2019 een ZW-uitkering toegekend. Bij besluit van 16 december 2019 (primair besluit) heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 16 december 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft
beëindigd per 16 december 2019.
3.
Wettelijk kader
De van belang zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
4.
Arbeidsmaatstaf
Eiseres stelt dat, anders dan het UWV, als haar arbeid moet worden aangemerkt het werk als
“helpende zorg en welzijn”. Voor die laatste functie heeft eiseres een opleiding gevolgd, heeft zij als stagiaire werkervaring opgedaan en heeft zij een diploma. Daarnaast kan van eiseres niet worden gevergd dat zij haar werk als onderwijsassistent zal hervatten, omdat zij daarvoor niet de noodzakelijke diploma’s heeft en daarvoor feitelijk niet aan het werk kan.
De rechtbank is van oordeel dat het werk als onderwijsassistent als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt. Naar vaste rechtspraak [1] wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht. Dat eiseres tot en met 4 november 2019 een WW-uitkering toegekend heeft gekregen maakt die conclusie niet anders. Voor een WW-gerechtigde wordt immers dezelfde maat genomen: de arbeid die het laatste voor de werkloosheid daadwerkelijk verricht werd. [2] De laatste arbeid die eiseres heeft verricht voordat zij werkloos raakte was de functie als onderwijsassistent. Dat eiseres niet voor deze functie, maar voor een andere functie is opgeleid, is in dit geval dan ook niet van belang.
5.
Medische beoordeling
5.1
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.2
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur, heeft het dossier bestudeerd en heeft een door eiseres ingevulde vragenlijst bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 11 december 2019 dat eiseres in december 2018 is geopereerd aan een paraganglioom in de buikholte. De operatie is zonder complicaties verlopen. Betrokkene is daarnaast bekend met hypertensie, waarvoor zij medicatie gebruikt. De verzekeringsarts concludeert dat sprake is van medisch objectiveerbare stoornissen (operatie 2018, hypertensie, obesitas), maar dit leidt volgens de verzekeringsarts niet tot beperkingen voor de laatst verrichte werkzaamheden. Het lichamelijk onderzoek laat geen afwijkingen zien en er is geen gerichte behandeling gaande.
5.3 De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, heeft eiseres gezien op het spreekuur/de hoorzitting op 30 januari 2020 en heeft aanvullend medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b concludeert in haar rapportage van
31 januari 2020 dat de verzekeringsarts een zorgvuldig en voldoende uitgebreid onderzoek heeft uitgevoerd. Ook uit haar onderzoek in bezwaar zijn geen afwijkingen gebleken die eiseres arbeidsongeschikt maken voor de laatst verrichte werkzaamheden als onderwijs-
assistent.
5.4
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij ten onrechte geschikt is geacht voor het verrichten van haar arbeid. Dat geldt zowel voor de functie van onderwijsassistent als voor de functie van helpende zorg en welzijn. Eiseres heeft verschillende medisch objectiveerbare ziekten en beperkingen. Dit blijkt uit het medisch dossier en uit het feit dat eiseres nog steeds onder medische behandeling staat en medio januari 2020 opnieuw bij de medisch specialist moet verschijnen voor een verdere behandeling. Eiseres heeft hoofd-, rug-, schouder- en nekpijn. Daarnaast heeft zij pijn aan de achterzijde van haar hoofd en op het borstbeen. Eiseres heeft ook last van maagzuur, gevoelloosheid op haar lichaam, een te laag ijzergehalte, vitaminetekort en een te hoge bloeddruk. Daarnaast is zij in december 2018 geopereerd aan een tumor bij de bijnier. Als gevolg daarvan kan zij geen zwaar werk meer verrichten (zoals patiënten tillen/wassen). Ook heeft eiseres last van een stresshormoon en psychische problemen als gevolg van het overlijden van haar moeder. Het UWV heeft nagelaten om zorgvuldig alle relevante feiten en omstandigheden te onderzoeken, waardoor het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Daarnaast is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het kenbaarheidvereiste.
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Verder hebben de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd waarom zij van mening zijn dat eiseres, ondanks deze klachten, geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. Eiseres heeft in beroep geen medische informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen.
De rechtbank begrijpt dat eiseres veel klachten en beperkingen ervaart. Maar volgens vaste rechtspraak is bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling de subjectieve beleving en ervaring van iemands klachten niet beslissend. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang. Niet gebleken is dat de verzekeringsartsen die beperkingen van eiseres onjuist hebben ingeschat.
Nu er geen twijfel is aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV, is er geen aanleiding een deskundige te benoemen, waarom ter zitting is verzocht.
6. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 16 december 2019. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard en voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 4 september 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).