ECLI:NL:RBZWB:2020:5916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
27 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6066
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor woningaanpassingen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2020, betreft het een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. Eiseres, die na een herseninfarct linkszijdig beperkt is, had verzocht om aanpassing van haar douche naar een inloopdouche met zitje. Het college had haar aanvraag afgewezen, omdat de kosten voor de aanpassing van de badkamer naar schatting € 20.000,- zouden bedragen, terwijl verhuizen naar een gelijkvloerse woning als goedkopere en adequate oplossing werd gezien. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag niet op de juiste wijze heeft beoordeeld. Het college had een onderzoek moeten instellen naar de ondersteuningsbehoefte van eiseres en de beperkingen die zij ondervindt. De rechtbank concludeert dat de badkamer aanpassing behoeft, maar dat de voorgestelde maatwerkvoorziening niet voldoende is om de zelfredzaamheid van eiseres te waarborgen. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de aanvraag voor woningaanpassingen door het college terecht is, omdat verhuizen de goedkoopste en meest adequate oplossing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor maatwerkvoorzieningen en de noodzaak voor het college om de hulpvraag en beperkingen van de aanvrager goed vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat het college bij het afwijzen van aanvragen rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van de aanvrager en de beschikbaarheid van alternatieve woonruimten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6066 WMO15

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam] , eiseres,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal(het college)
,verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 november 2019 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2020.
Eiseres was hierbij aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Y. Bons en [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

De feiten
1. Eiseres is in januari 2018 getroffen door een herseninfarct. Zij is daardoor linkszijdig beperkt en lopen gaat moeizaam. Eiseres ontvangt hulp bij het huishouden in de vorm van zorg in natura.
Eiseres woont in een chalet op camping de [naam camping] . Haar chalet is te bereiken via een trapje van enkele treden. Alle drempels in het chalet zijn verwijderd, behalve die tussen de gang en de badkamer. Dit opstapje kon eiseres niet eenvoudig zelf verwijderen, omdat de badkamervloer hoger ligt dan de rest van het chalet. Eiseres moet dus steeds een opstapje maken om de badkamer te betreden. Zij moet ook een opstap van ongeveer 15 centimeter maken om de douche in te kunnen. De douchebak ligt namelijk hoger dan de badkamervloer.
Op 26 juli 2019 heeft eiseres zich bij verweerder gemeld met de hulpvraag: ‘Ik wil graag weer kunnen douchen’. Naar aanleiding van deze melding heeft er op 15 augustus 2019 een keukentafelgesprek plaatsgevonden tussen eiseres en mevrouw Pen-Toxopeus, Wmo-professional. Zij schrijft in het verslag dat hiervan is opgemaakt dat de chalet inadequaat is voor de situatie van eiseres. Om eiseres zo lang mogelijk zelfstandig en op een veilige manier van haar chalet gebruik te laten maken, moeten de entree van haar chalet, de douche en de drempel tussen hal en badkamer aangepast worden, volgens mevrouw Pen-Toxopeus.
Het college heeft naar aanleiding hiervan besloten advies te vragen bij Welzorg Woning op Maat (hierna: Welzorg) over de te verwachten kosten van deze aanpassingen. Bij e-mail van
16 oktober 2019 bericht de heer [naam adviseur] , adviseur van Welzorg, het college dat de gehele badkamervloer aangepast en verlaagd moet worden om gelijk uit te komen. De ruw geschatte kosten hiervoor liggen volgens hem rond de € 20.000,-. Met betrekking tot de toegankelijkheid van het chalet zou het een optie zijn om een plateaulift te plaatsen in plaats van de nu aanwezige trap. De kosten hiervan liggen rond de € 8.000,-.
Op 1 november 2019 heeft het college besloten om de aanvraag van eiseres voor woningaanpassingen af te wijzen (het primaire besluit). Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening. In het geval van eiseres is verhuizen de goedkoopst adequate voorziening. Het college is bereid om aan eiseres een verhuiskostenvergoeding van € 2.500,- te verstrekken. Eiseres kan zich in laten schrijven bij Klik voor Wonen of St. Groenhuysen, een urgentie verkrijgen en op korte termijn verhuizen naar een gelijkvloerse adequate woning.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Uit het rapport van Welzorg blijkt dat de woning op een aantal punten aangepast moet worden om de veiligheid van eiseres te garanderen. De entree moet gewijzigd worden, de drempels verwijderd en de badkamer totaal gerenoveerd. Alleen de instap naar de douche verlagen is niet mogelijk. Gelet op de ingeschatte kosten van de benodigde aanpassingen acht het college verhuizing naar een geschikte woning een goedkopere en beter passende voorziening.
Beroepsgronden
3. Eiseres voert, samengevat, aan dat zij alleen heeft verzocht om aanpassing van de douche. Zij wil graag een inloopdouche en zitje aan de muur. Zij heeft niet verzocht om aanpassing van de entree/een plateaulift. Dit heeft zij ook niet nodig. Verder betwist eiseres dat de kosten voor aanpassing van haar badkamer € 20.000,- zouden bedragen, zoals de adviseur van het college heeft aangegeven. Eiseres heeft geprobeerd bij een kennis die badkamerspecialist is een offerte te verkrijgen, maar dit is nog niet gelukt. Tot slot stelt eiseres dat verhuizen voor haar, vanwege financiële en persoonlijke redenen, absoluut geen optie is. Eiseres heeft in haar woning de afgelopen twee jaar alles zo aangepast dat zij eindelijk comfortabel zit en zelfredzaam kan leven, met uitzondering van de douche.
Wettelijk kader
4. De relevante wettelijke bepalingen zijn, ten behoeve van de leesbaarheid, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat moet de rechtbank beoordelen?
5. Eiseres heeft zich bij het college gemeld, omdat zij weer wil kunnen douchen. Als iemand zich meldt met een dergelijke vraag, moet het college een onderzoek starten. Het mag de aanvraag niet zomaar toe- of afwijzen. Uit de rechtspraak volgt dat het college vijf stappen moet volgen bij de beoordeling van de aanvraag. [1] Het college moet allereerst vaststellen wat de hulpvraag van eiseres is. Vervolgens moet het college, als stap twee en stap drie, bepalen welke beperkingen eiseres ondervindt bij de zelfredzaamheid en welke ondersteuning/ maatwerkvoorzieningen zij nodig heeft om deze beperkingen te compenseren. De maatwerkvoorziening moet passend zijn gelet op de beperkingen. Als stap vier en vijf moet het college bekijken in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen eiseres de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Pas als die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.
De rechtbank moet beoordelen of het college met inachtneming van het stappenplan de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.
Is de hulpvraag juist vastgesteld en welke beperkingen ondervindt eiseres bij het gebruik van haar woning? (stappen 1 en 2)
6. Het college kon en mocht de hulpvraag niet vaststellen op basis van de enkele melding van eiseres. Het moest naar aanleiding van de melding verder onderzoek doen naar haar ondersteuningsbehoefte, onder andere door de problemen en beperkingen die eiseres ondervindt vast te stellen, om zo haar volledige hulpvraag te kunnen bepalen. Er heeft in dit kader een keukentafelgesprek en huisbezoek plaatsgevonden. Vervolgens moest het college, in het kader van de tweede stap, de beperkingen die eiseres ondervindt nader en nauwkeuriger vaststellen. Eiseres vindt echter dat het college te veel beperkingen heeft aangenomen. Dat zij niet langer veilig de instap naar haar douche kan maken, is in ieder geval niet in geschil. Eiseres is hierdoor al drie keer gevallen. Zij heeft ter zitting verteld dat ook de ‘opstap’ vanuit de hal naar de badkamer problemen oplevert en dat ze al een aantal keer is gevallen over de drempel. Dit schrijft zij ook in een brief aan het college van 27 augustus 2019. Het college heeft dan ook terecht geconcludeerd dat eiseres niet alleen beperkingen ondervindt bij het gebruik van haar douche, maar ook bij het betreden en verlaten van haar badkamer. De rechtbank vindt echter dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat eiseres ook beperkingen ondervindt bij het gebruik van de entree naar haar woning, die bestaat uit drie treden. Dat eiseres ooit gevallen is of andere problemen heeft ervaren bij het gebruik van deze entree, blijkt namelijk nergens uit. Eiseres heeft juist verklaard met haar fysiotherapeut te hebben gewerkt aan traplopen, waardoor dit nu goed gaat. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding om ervan uit te gaan dat eiseres problemen ondervindt bij het gebruik van haar entree.
Welke ondersteuning/maatwerkvoorzieningen heeft eiseres nodig om deze beperkingen te compenseren? (stap 3)
7. Duidelijk is dus wel dat de badkamer aanpassing behoeft om hem geschikt te maken voor eiseres. In feite moet eiseres gelijkvloers wonen. Eiseres wil echter dat het college volstaat met het plaatsen van een inloopdouche met zitje als maatwerkvoorziening, en dat niet de gehele badkamervloer verlaagd wordt. Dit is op basis van de Wmo 2015 niet mogelijk, omdat de woning daarmee nog niet veilig is voor eiseres. De maatwerkvoorziening moet een passende bijdrage leveren, zodat eiseres weer zelfredzaam is in haar woning en zij zo lang mogelijk in haar eigen leefomgeving kan blijven wonen. Dit volgt uit artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015. Het college mag woningaanpassingen dus alleen vergoeden als dit leidt tot een situatie waarin de woning daarna langdurig geschikt is om in te blijven wonen, gelet op de beperkingen van eiseres. In alleen het vervangen van de douche is nog geen passende bijdrage gelegen. De opstap naar de badkamer blijft dan immers een probleem vormen, zodat eiseres nog steeds niet (langdurig) zelfredzaam is in haar chalet.
Is de verhuiskostenvergoeding een passende voorziening?
8.1.
In artikel 8, vijfde lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal 2017 (hierna: de Verordening) is bepaald dat, als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, het college de goedkoopst adequate voorziening verstrekt. Dit betekent dus dat het college de benodigde badkameraanpassing niet vergoedt, indien een verhuiskostenvergoeding goedkoper en ook adequaat is. Dit noemen we ook wel het ‘verhuisprimaat’. In artikel 17a van de Verordening is bepaald dat de verhuiskostenvergoeding € 2.500,- bedraagt.
8.2.
Volgens vaste rechtspraak is het hanteren van een verhuisprimaat op zichzelf niet in strijd met de Wmo 2015. [2] Wel moet het college de vraag beantwoorden of met de toepassing van dit primaat in een concreet geval een passende bijdrage als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 wordt geleverd. Die vraag kan slechts worden beantwoord op grond van een onderzoek naar de beperkingen van de betrokkene en alle andere voor die beoordeling relevante feiten en omstandigheden, waaronder de kosten van de aanpassing van de eigen woning en de daadwerkelijke beschikbaarheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen andere woonruimten voor betrokkene.
8.3.
Welzorg heeft de kosten van de aanpassing van de eigen badkamer van eiseres ingeschat op € 20.000,-. Het gaat om een ruwe schatting, zodat het mogelijk dat deze schatting te ruim is, zoals eiseres bepleit. Zij heeft ter zitting verklaard dat volgens een inschatting die zij zelf heeft verkregen, de verbouwing ook zou kunnen worden uitgevoerd voor € 10.000,- tot € 12.000,-. De rechtbank overweegt dat het college, daarnaar gevraagd ter zitting, heeft bevestigd dat ook in dat geval de kosten voor de benodigde badkamerverbouwing significant hoger zijn dan het bedrag dat wordt toegekend voor een verhuizing. Dit betekent dat verhuizen hoe dan ook de goedkoopste optie is.
8.4.
Het college heeft ter zitting verder toegelicht dat er naar verwachting binnen twee tot drie maanden een passende woning beschikbaar zal zijn voor eiseres in de gemeente Roosendaal. Gepaste woonruimte is dus daadwerkelijk op relatief korte termijn beschikbaar. Hoe begrijpelijk het ook is dat eiseres liever niet verhuist, dit brengt nog niet met zich dat het college, gelet op de aanzienlijke kosten van de badkameraanpassing, in dit geval niet kon vasthouden aan het verhuisprimaat. Eiseres heeft niet dusdanig bijzondere omstandigheden aangevoerd, dat verweerder hiervan af moest zien. Het college heeft de woningaanpassing dan ook mogen afwijzen, omdat dit niet de goedkoopst adequate voorziening is, maar verhuizen.
Conclusie
9. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand kan blijven en dat het beroep ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H.J. Vermariën, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier op 26 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2015

Artikel 1.1.1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)

maatwerkvoorziening:op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen:
1°. ten behoeve van zelfredzaamheid, daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,
2°. ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,
3°. ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

woningaanpassing:bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte;
(…)

Artikel 1.2.1

Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie,

Artikel 2.3.1

Het college draagt er zorg voor dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Artikel 2.3.2

1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
2. Voordat het onderzoek van start gaat, kan de cliënt het college een persoonlijk plan overhandigen waarin hij de omstandigheden, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a tot en met g, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen. Het college brengt de cliënt van deze mogelijkheid op de hoogte en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding, bedoeld in het eerste lid, in de gelegenheid het plan te overhandigen.
3. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
(…)

Artikel 2.3.5

3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ROOSENDAAL 2017

Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

1. Het college neemt het verslag als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven,
(…)
5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
6. Onverminderd het bepaalde in lid 5 wijst het college een aanvraag voor een persoonsgebonden budget of een maatwerkvoorziening voor een woningaanpassing af, indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

Artikel 17a. Financiële tegemoetkoming

Het college kan op basis van artikel 2.3.5, derde lid van de wet een tegemoetkoming verstrekken voor:
(…)
d. verhuiskosten bedraagt: € 2.500,--;
(…)

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819 en van 11 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2182.
2.Zie de uitspraken van de CRvB van 31 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3506 en van 21 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:702.