In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 november 2020, betreft het een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. Eiseres, die na een herseninfarct linkszijdig beperkt is, had verzocht om aanpassing van haar douche naar een inloopdouche met zitje. Het college had haar aanvraag afgewezen, omdat de kosten voor de aanpassing van de badkamer naar schatting € 20.000,- zouden bedragen, terwijl verhuizen naar een gelijkvloerse woning als goedkopere en adequate oplossing werd gezien. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag niet op de juiste wijze heeft beoordeeld. Het college had een onderzoek moeten instellen naar de ondersteuningsbehoefte van eiseres en de beperkingen die zij ondervindt. De rechtbank concludeert dat de badkamer aanpassing behoeft, maar dat de voorgestelde maatwerkvoorziening niet voldoende is om de zelfredzaamheid van eiseres te waarborgen. De rechtbank stelt vast dat de afwijzing van de aanvraag voor woningaanpassingen door het college terecht is, omdat verhuizen de goedkoopste en meest adequate oplossing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het college.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van aanvragen voor maatwerkvoorzieningen en de noodzaak voor het college om de hulpvraag en beperkingen van de aanvrager goed vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat het college bij het afwijzen van aanvragen rekening moet houden met de specifieke omstandigheden van de aanvrager en de beschikbaarheid van alternatieve woonruimten.