ECLI:NL:RBZWB:2020:4721

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit bijzondere bijstand en herziening door college van burgemeester en wethouders

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 29 augustus 2019, waarbij haar aanvraag voor bijzondere bijstand gedeeltelijk was toegewezen tot € 240,-. Tijdens de zitting op 16 januari 2020 heeft de rechtbank geconstateerd dat er zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken waren in het besluit van het college. In een tussenuitspraak op 24 februari 2020 heeft de rechtbank het college de gelegenheid gegeven om deze gebreken te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een nieuw besluit op bezwaar op 7 mei 2020, waarin de bijzondere bijstand werd herzien en verhoogd tot € 1.519,82.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college zich mocht baseren op adviezen van deskundige instanties, in dit geval Treve Advies. De rechtbank concludeerde dat het college zorgvuldig had gehandeld door het tweede advies van Treve over te nemen, waarin werd gesteld dat de voorgestelde behandeling niet passend was gezien de gebitsstatus van eiseres. Eiseres heeft niet gereageerd op het bestreden besluit II, waardoor er geen gronden zijn aangevoerd tegen de deugdelijkheid van het advies van Treve.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit I vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht, maar het bestreden besluit II in stand gelaten. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4701 PW

uitspraak van 1 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 augustus 2019 (het bestreden besluit I) van het college, waarbij het college eiseres haar aanvraag voor bijzondere bijstand gedeeltelijk heeft toegewezen tot het bedrag van € 240,-.
Het beroep is op 16 januari 2020 op zitting behandeld.
Bij tussenuitspraak van 24 februari 2020 heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om een geconstateerd zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek binnen acht weken te herstellen.
De rechtbank heeft deze termijn, op verzoek van het college, verlengd met drie weken tot 15 mei 2020.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak op 7 mei 2020 een nieuw besluit op bezwaar genomen (het bestreden besluit II). Bij het bestreden besluit II is het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, het bestreden besluit I herzien en beslist dat eiseres bijzondere bijstand krijgt toegekend tot het bedrag van € 1.519,82.
De rechtbank heeft eiseres bij brief van 20 mei 2020 gevraagd binnen vier weken schriftelijk te reageren op het bestreden besluit II. Dit heeft zij niet gedaan.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en de zaak voor uitspraak gezet.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 24 februari 2020.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat er met de door eiseres overgelegde brief van haar behandelend tandarts [naam tandarts 1] twijfels zijn ontstaan aan de juistheid van het door Treve Advies (hierna: Treve) uitgebrachte advies van 5 augustus 2019 (hierna: het eerste advies), waarop het college zich heeft gebaseerd. Het college had de brief van tandarts [naam tandarts 1] namelijk niet voorgelegd aan Treve, waardoor Treve mogelijk geen volledig beeld had van de zaak en mogelijk onjuist heeft geadviseerd. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit I hierdoor niet zorgvuldig was voorbereid en daarmee niet deugdelijk was gemotiveerd.
3. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking of wijziging van het besluit waartegen beroep is ingesteld. Het bestreden besluit I is gewijzigd door het bestreden besluit II. Omdat eiseres daar voldoende belang bij heeft, ziet haar beroep tegen het bestreden besluit I van rechtswege (dat betekent: automatisch) mede op het bestreden besluit II.
4. Het college heeft Treve, naar aanleiding van de tussenuitspraak, gevraagd om een nadere toelichting te geven op het eerste advies, een reactie te geven op hetgeen door tandarts [naam tandarts 1] is aangegeven en om gemotiveerd aan te geven of deze informatie aanleiding vormt om het reeds uitgebrachte advies al dan niet te herzien.
5. Op 20 april 2020 heeft Treve aan dit verzoek voldaan en een tweede advies uitgebracht. Treve concludeert hierin dat de voorgestelde behandeling in het eerste advies niet passend is gezien de gebitsstatus van eiseres. De voorgestelde behandeling van destijds was, zo blijkt uit de reactie van de behandelend tandarts en de nu geraadpleegde adviserend tandarts van Treve, evident onjuist.
Meer specifiek schrijft Treve in haar tweede advies dat de zogenoemde DPSI-code van eiseres van belang is om te bepalen of de reiniging van haar elementen middels een M- of T-code moet gebeuren. Bij een DPSI-score van 3 of 4 zijn de T-codes van toepassing. Eiseres heeft een DPSI van 4, waardoor verrichtingscodes T21 en T22 van toepassing zijn. Het is dus niet toegestaan de voorgestelde behandeling uit te voeren met M-codes, zoals eerder geadviseerd in het eerste advies.
Om te bepalen of een element behandeld moet worden volgens een T21 of T22 verrichtingscode, moet worden vastgesteld in het onderzoek T12. Het totaal aantal aanwezige elementen bedraagt in de offerte van tandarts [naam tandarts 1] 29, maar hiervan zijn twee elementen dubieus voor wat betreft hun prognose, zo staat in het rapport. Daarnaast wordt in overweging gegeven om de beide verstandskiezen rechts te verwijderen, zodat het totaal aantal te behandelen elementen maximaal 25 wordt. Na de behandeling dient via verrichtingscodes T32 en T61 de gedane behandeling geëvalueerd te worden.
6. Bij het bestreden besluit II heeft het college het tweede advies van Treve overgenomen en besloten de gevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk toe te kennen tot het bedrag van € 1.519,82. De rechtbank constateert dat het college daarmee voor het grootste gedeelte tegemoet is gekomen de aanvraag van eiseres. Waar eiseres heeft verzocht om vergoeding van de kosten van behandeling van 29 elementen volgens code T21, heeft het college deze kosten toegewezen voor maximaal 25 elementen, zodat het verschil tussen de aanvraag en de uiteindelijke toewijzing nog is gelegen in 4 elementen.
7. Zoals ook al in de tussenuitspraak overwogen, mag het college zich volgens vaste rechtspraak baseren op adviezen van deskundige instanties, waarbij het college dient na te gaan of het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. [1] Volgens het college is dit het geval. Het college schrijft in het bestreden besluit II dat het tweede advies van Treve zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de adviseur van Treve gezien zijn professie als tandarts als deskundig kan worden aangemerkt.
De rechtbank ziet geen aanleiding hieraan te twijfelen. Het dossier van eiseres is vanuit Treve voorgelegd aan adviserend tandarts [naam tandarts 2] . Zij mag vanuit haar beroep als deskundig worden gezien. De adviserend tandarts heeft ook de door eiseres zelf aangedragen informatie van tandarts [naam tandarts 1] betrokken in het onderzoek. Het advies is tot slot gemotiveerd en eenduidig.
8. Eiseres heeft verder, hoewel zij daartoe is uitgenodigd door de rechtbank, niet gereageerd op het bestreden besluit II. Zij heeft dus geen gronden gericht tegen de deugdelijkheid van het tweede advies van Treve. Ook hierin zijn daarom geen aanknopingspunten tot twijfel gelegen. De beroepsgrond van eiseres dat Treve uit zou gaan van onjuiste behandelcodes – namelijk van M-codes in plaats van T-codes – is niet langer aan de orde. In het tweede advies gaat immers ook Treve hier vanuit.
9. De rechtbank concludeert dan ook dat het college zich mocht baseren op het tweede advies van Treve en daarbij zorgvuldig heeft gehandeld. Dit betekent dat het bestreden besluit II, waarbij verweerder de door eiseres gevraagde bijzondere bijstand gedeeltelijk heeft toegekend tot het bedrag van € 1.519,82, stand kan houden.
10. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit I wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb. Het college heeft de gebreken echter hersteld door middel van het bestreden besluit II, welk besluit in stand blijft.
11. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit I;
  • verklaart dat het bestreden besluit II in stand blijft;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H.J. Vermariën, rechter, in aanwezigheid van B.C. van Sprundel - Thelosen, griffier op 1 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Vergelijk onder andere de uitspraken van de CRvB van 29 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1917, van 26 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2823 en van 7 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5112.