Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
- voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag IB/PVV met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.27.01;
- voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag Zvw met aanslagnummer [aanslagnummer] .W.27.01.4;
- voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag IB/PVV met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.37.01;
- voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag Zvw met aanslagnummer [aanslagnummer] .W.37.01.4;
- voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag IB/PVV met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.47.01;
- voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag Zvw met aanslagnummer [aanslagnummer] .W.47.01.4;
- voor het jaar 2015 een aanslag IB/PVV met aanslagnummer [aanslagnummer] .H.56.01, waarbij een verzuimboete is opgelegd;
1.Beslissing
- vernietigt de besluiten die zien op de toekenning dan wel afwijzing van de kostenvergoeding in bezwaar voor de jaren 2012 en 2015;
- kent een kostenvergoeding in bezwaar toe van € 391,50 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van voornoemde vernietigde besluiten;
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor de beroepsfase ten bedrage van € 1.050;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47 aan deze vergoedt;
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw 2012;
- vernietigt de navorderingaanslag IB/PVV en de bijbehorende beschikking belastingrente;
- handhaaft de (impliciet) genomen beschikkingen inzake de zelfstandigenaftrek;
- vermindert de navorderingsaanslag Zvw en de bijbehorende beschikking belastingrente tot het bedrag waartoe de navorderingsaanslag inmiddels is verminderd, en vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover ze betrekking hebben op de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013, de navorderingsaanslag Zvw 2013 en de beschikkingen belastingrente;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover ze betrekking hebben op de uitspraken op bezwaar tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2014, de navorderingsaanslag Zvw 2014 en de beschikkingen belastingrente;
- verklaart de beroepen voor het overige ongegrond;
- verklaart de beroepen ongegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar tegen de verzuimboete;
- vermindert de boete tot € 350.
2.Gronden
- de belastingaanslagen met betrekking tot 2015 zijn verminderd;
- de bezwaren voor de jaren 2012 tot en met 2014 zijn niet-ontvankelijk verklaard.
lageris dan het bedrag van de aanslag (- € 23), rijst de vraag of de navorderingsaanslag als zodanig dan wel kan worden gehandhaafd. Ook de gang van zaken daarna roept vragen op. Vervolgens heeft de inspecteur namelijk na uitspraak op bezwaar met dagtekening 17 augustus 2019 de navorderingsaanslag vastgesteld op basis van het uitgangspunt van een bedrag van IB/PVV van nihil en een uit te betalen bedrag aan heffingskorting van nihil, wat dus
hogeris dan bedrag van € 197 negatief. De gewijzigde navorderingsaanslag betekent dus een
verslechteringten opzichte van de navorderingsaanslag zoals die ambtshalve was verminderd. Opmerkelijk is bovendien dat de gewijzigde navorderingsaanslag resulteert in een door belanghebbende te betalen bedrag van € 1.815 (exclusief rente), hetgeen mogelijk te maken heeft met een tussentijdse vermindering van de definitieve aanslag. De rechtbank heeft dit een en ander aan de inspecteur ter zitting voorgehouden. De inspecteur heeft geconcludeerd tot vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012.
als zodanigneemt echter niet weg dat er nog wel een belang voor belanghebbende is bij de beoordeling van de winstcorrecties voor dat jaar. Het belang betreft de zelfstandigenaftrek, meer specifiek de ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’. De navorderingsaanslag zoals die luidde na de vermindering, met als uitgangspunt een uit te betalen bedrag aan heffingskorting van € 197, was namelijk erop gebaseerd dat de volledige zelfstandigenaftrek voor het jaar 2012 in aanmerking wordt genomen en dat het eind 2011 aanwezige bedrag aan ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’ geheel verrekend wordt. Zonder de winstcorrectie zou dat laatste bedrag niet verrekend zijn en zou bovendien niet de gehele zelfstandigenaftrek voor 2012 zijn benut waardoor er dus nog een extra bedrag aan ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’ zou zijn. [2] Belanghebbende zou dan dus eind het jaar 2012 nog een bedrag aan ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’ hebben voor verrekening in de jaren daarna. Weliswaar wordt de navorderingsaanslag vernietigd (zie 2.7), maar dat neemt niet weg dat volgens het standpunt van de inspecteur er geen bedrag aan ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’ aanwezig is eind 2012 als gevolg van de winstcorrecties. Het belang van duidelijkheid over de zelfstandigenaftrek maakt dus dat er een belang is om de winstcorrecties in het jaar 2012 te beoordelen. Opmerking verdient daarbij dat de vernietiging van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 niet betekent dat daarmee de verrekening van het eind 2011 aanwezige bedrag aan ‘niet gerealiseerde zelfstandigenaftrek’ wordt teruggedraaid. [3] De rechtbank merkt verder op dat niet gebleken is van diverse formele beschikkingen inzake de zelfstandigenaftrek (vgl. 2.5). [4] Uit oogpunt van rechtsbescherming en proceseconomie gaat de rechtbank ervan uit dat deze beschikkingen impliciet wel zijn genomen en dat de juistheid van deze beschikkingen in deze procedure kunnen worden beoordeeld. Dat geldt ook – voor zover aan de orde – voor de andere jaren.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;