Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het vonnis van 5 februari 2020, waarbij een comparitie is gelast;
- de brief van 1 mei 2020 van de rechtbank aan partijen, waarin is vermeld dat naar aanleiding van het coronavirus en de in verband daarmee getroffen maatregelen de geplande mondelinge behandeling geen doorgang vindt en de procedure schriftelijk zal worden voortgezet;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
ontplooide daarnaast activiteiten in het kader van een vennootschap onder firma (hierna: de VOF), waarvan hij en zijn echtgenote de vennoten waren.
Sensus was tot 4 juni 2010 een onzelfstandig onderdeel van de Coöperatie Koninklijke Cosun U.A. te Breda (hierna: Cosun) en was als nevenvestiging van Cosun ingeschreven in het handelsregister.
Ten gevolge van een juridische afsplitsing is Sensus met ingang van 4 juni 2010 een zelfstandige rechtspersoon en is zij als zodanig ingeschreven in het handelsregister.
Volgens het desbetreffende bankafschrift is de betaling verricht door ‘Cosun inz. Suikerunie’ te Oud Gastel.
In juli 2005 is het restant, groot € 10.000,-, van het aangepaste factuurbedrag betaald.
De beide andere facturen zijn onbetaald gebleven.
- door [advocaat] (brief van 22 maart 2007):
‘Naar aanleiding van uw aanhoudende verzoeken, ben ik nog eens in de zaak gedoken. Ik heb inmiddels van [naam A] de bevestiging verkregen dat de toedracht was zoals cliënt heeft gesteld.Ik concludeer dan ook dat partijen waren overeengekomen dat Sensus (…) door de V.o.f. zou worden afgehandeld en dat ook de openstaande factuurbedragen aan cliënt waren gecedeerd. In plaats van mededeling te doen is kennelijk afgesproken dat cliënt de beschikking hield over de verder “lege” bankrekening die op naam stond van [eiser] Baggeren B.V.. (…)’;
‘Naar aanleiding van onze bespreking vorige week, kom ik hierbij terug op de kwestie om te bezien of alsnog in der minne tot een vergelijk gekomen kan worden.(…)Onderdeel van het voorstel is de definitieve beslechting van de eventuele discussie over de oorspronkelijke bedoelingen van de gesloten overeenkomst met Gouwens waarin ook ZDH betrokken was. In die overeenkomst (…) lag besloten dat aan [eiser] zouden toekomen (c.q. aan hem werden gecedeerd met verrekening in rekening-courant) de vorderingen uit bestaande werken op Sensus / Suikerunie in Roosendaal (…).(…)Desalniettemin wenst cliënt het navolgend voorstel (…) te doen.(…)2. Aan cliënt dient (…) uwerzijds een verklaring te worden afgegeven dat hij en niet de boedel gerechtigd is de eventueel nog resterende vorderingen op Sensus / Suikerunie (…) te incasseren.(…)4. Cliënt noch de door hem vertegenwoordigde vennootschappen zullen verder door u als curator worden aangesproken op grond van bestuurders- danwel andere aansprakelijkheid.(…).’;
‘(…)3. De boedel zal geen vordering instellen tot betaling jegens Sensus (…). Als [eiser] c.s. menen dat zij nog andere bedragen kunnen vorderen van Sensus (…), dan staat het hen vrij dat te doen. De boedel zal geen vorderingen instellen jegens Sensus (…).(…)5. Ik heb besloten geen vordering in te stellen wegens bestuurdersaansprakelijkheid op basis van de stelling dat de boekhouding onvoldoende zou zijn bijgehouden. (…) Op dit moment heb ik geen beeld over eventuele andere aansprakelijkheden. (…)’;
- door [advocaat] (brief van 27 september 2007):
’Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud, bericht ik u dat namens cliënt, de door u besproken punten 3 en 5 nog aanvulling behoeven.3. Wij bespraken dat het standpunt van [eiser] dat alle eventueel resterende vorderingen op Sensus / Suikerunie (…) aan hem waren gecedeerd mogelijk juist was. Voorzover daarover nog discussie zou kunnen bestaan bespraken wij zojuist dat de eventueel nog resterende vorderingen van de boedel op (…) Sensus / Suikerunie alsnog aan cliënt, de heer [eiser] worden gecedeerd, middels het ondertekend retour sturen van dit schrijven.5. Ten aanzien van de bestuurdersaansprakelijkheid heb ik aangedrongen op een verdere verduidelijking van hetgeen eerder mondeling is besproken. Er zal geen claim volgen wegens bestuurdersaansprakelijkheid op basis van de thans bekende feiten en in uw bezit zijnde stukken en de wijze waarop de administratie is gevoerd.Gelieve dit schrijven als blijk van algehele overeenstemming rechts onderaan ondertekend te retourneren, waarna ik cliënt kenbaar zal maken alsnog ommegaand het bedrag van euro 7.750,= te voldoen.’;
‘Bijgaand zend ik u de voor akkoord getekende kopie van uw brief van 27 september 2007. Ik ga akkoord met de volgende aantekeningen en beperkingen.Met de betaling door uw cliënt van € 7.750,00 wil ik in het kader van een schikking de discussie over het beheer van de bankrekening van ZDH beëindigen. Er is dan (…) in totaal € 61.500,00 in de boedel teruggekeerd en daar neem ik onder de gegeven omstandigheden genoegen mee. Met ondertekening van uw brief kan dus niet worden geconcludeerd dat er geen bestuurdersaansprakelijkheid bestond of bestaat. Dat het beheer de toets der kritiek niet kon doorstaan blijkt wel uit de hiervoor genoemde correcties. (…)’.
Op deze brief heeft [naam B] , bedrijfsjurist van Cosun, bij brief van 27 juli 2009, als volgt gereageerd:
‘(…) Indachtig het voorgaande zijn wij zeer verbaasd dat thans u - kennelijk namens de heer [eiser] - betaling vordert van deze facturen. Behalve dat deze facturen gemotiveerd zijn betwist c.q. afgehandeld bij de curator, is op geen enkele wijze aangegeven dan wel onderbouwd welke rechtsrelatie c.q. rechtsgrond (…) [eiser] en/of Suiker Unie Beheer B.V. in dit verband heeft’.
‘Op mijn schrijven d.d. 23 juli 2009 ontving ik nog geen reactie.Inmiddels ontving ik wel een reactie van de Suiker Unie c.q. Cosun en wel van [naam B] . U hebt kennelijk wel contact gehad met [naam B] .Uw schrijven d.d. 3 september 2007, als reactie op mijn brief van 31 augustus 2007, behelst een akkoord dat mijn cliënt gerechtigd is tot het incasseren van nog eventuele vorderingen op de Suiker Unie c.q. Sensus.Daar [naam B] kennelijk twijfelt of ten deze van een cessie sprake is, heeft mijn cliënt recht en belang om de in voormelde correspondentie gemaakte afspraken te concretiseren in een akte van cessie.Ik verzoek u mij binnen 10 dagen na heden te bevestigen dat u mee werkt aan het tekenen van een akte van cessie (…)’;
‘In antwoord op uw brief van gisteren bericht ik als volgt.De feiten zijn zoals ik ze heb omschreven in mijn brief aan de heer Knottnerus. Die feiten zijn dat de boedel geen vordering zal instellen jegens Sensus. Uit mijn onderzoek tot nu toe blijkt dat er geen vordering kan worden ingesteld en dan is het dus ook niet mogelijk om een vordering over te dragen. In welk opzicht is dit inmiddels veranderd? Is inmiddels wel helder geworden dat [eiser] een vordering kan instellen tegen Sensus?’;
- door [advocaat] (brief van 2 februari 2010):
‘Na ons laatste telefoongesprek van inmiddels enkele maanden geleden, mocht ik niets meer van u vernemen. U zou immers nog nagaan of u een overeenkomst van cessie had getekend. Welnu dat is uiteindelijk het geval en ten bewijze treft u hierbij aan een kopie van uw schrijven van 1 oktober 2007 aan mij. Dit schrijven ziet op mijn brief van 27 september 2007 welke u hierbij eveneens in kopie aantreft.Ik verzoek u thans mede te werken aan een akte van cessie, zodat ik deze aan de Suikerunie kan overleggen.’;
‘Met mijn brief van 3 september 2007 en nadat de heer [eiser] € 7.750,00 aan de boedel had betaald is voor wat betreft de financiële aanspraken van de boedel een einde gekomen aan deze discussie.Deze discussie was ontstaan omdat de heer [eiser] aanzienlijke bedragen van ZDH op de rekening van ZDH heeft ontvangen en deze niet heeft afgedragen of verrekend.Zoals toegezegd zal de boedel geen geldvordering instellen tegen Sensus omdat het naar mijn overtuiging geen haalbare kaart was voor de boedel om nog een bedrag bij Sensus in rekening te brengen. Ik heb dus de overtuiging dat Zeeland Dredging Holland (ZDH) B.V. geen vordering heeft en dus kan ik die in mijn hoedanigheid van curator ook niet aan uw cliënt overdragen. Ik zal dan ook niet ingaan op uw verzoek’.l) In het kader van een voorlopig getuigenverhoor dat op verzoek van [eiser] heeft plaatsgevonden zijn de volgende verklaringen afgelegd:
- door [advocaat] , op 7 juli 2010:
‘Een van de vroegere vennootschappen van [eiser] , [eiser] Baggeren B.V., later ZDH genaamd, was gefailleerd. De curator heeft gemeend dat hij een forse vordering had op [eiser] . (…) [eiser] heeft een bedrag van € 45.000,00 betaald (…). De curator meende dat hij nog meer te vorderen had. Vervolgens is afgesproken dat [eiser] nog een bedrag van € 7.750,000 zou betalen. De curator zou accepteren dat eerder een cessie had plaatsgevonden en voor zover die cessie niet had plaatsgevonden hij alsnog zou meewerken aan een cessie. U houdt mij de als productie 14 overgelegde brief voor. Met die brief heb ik beoogd om alsnog een cessieakte op te maken voor zover een eerdere cessie niet had plaatsgevonden. Voordat ik deze brief opstelde heb ik een akte gezien opgemaakt door de vroegere boekhouder. In het stuk staat niet uitdrukkelijk vermeld dat sprake is van een cessie. Het bestond uit een op een A4 uitgeschreven stuk waarin ondermeer staat dat [eiser] de facturen zou regelen en met vermelding van die facturen en P.M. waar een bedrag zou moeten staan. Van twee facturen was de datum opgenomen. Het was een soort intentieovereenkomst tussen [eiser] en Gouwens, opgesteld door de boekhouder. Dat stuk is naar de notaris gestuurd met het verzoek om een akte op te maken. De notaris heeft toen een akte opgemaakt waarbij de aandelen werden overgedragen. Dat was maar een klein deel van wat de boekhouder had opgeschreven. In de door de notaris opgemaakte akte wordt verwezen naar een staatje dat de boekhouder had opgesteld. Ik heb de akte wel gezien, echter zonder dat staatje. (…) Mr. De Meester heeft het staatje bij de akte ook gezien, maar wilde dat niet beschouwen als cessie. Naar aanleiding van die discussie heb ik het als productie 14 overgelegde stuk opgesteld. (…) U vraagt mij of ik bekend ben met de als producties 6, 7 en 8 overgelegde facturen. Volgens mij alleen met de eerste twee facturen. Die facturen worden ook genoemd in het stuk dat de boekhouder heeft opgesteld.(…).’;
‘Na 7 april was een bedrag van € 76.000,00 op een rekening van [eiser] binnengekomen. Ik heb dat bedrag bij [eiser] teruggehaald. Er waren nog meer bedragen van voor 1 april gefactureerd, ruim € 24.000,00 en die discussie heb ik met [eiser] geschikt op € 7.750,00. Een jaar later kwam [eiser] bij mij met de mededeling dat hij nog een vordering op de Suiker Unie wilde innen. Dat heb ik geaccordeerd op de lijst zoals is vastgelegd in de als productie 14 overgelegde brief op 27 september 2007. Dat was het sluitstuk van een discussie die anderhalf jaar had geduurd. Ik heb die als productie 14 overgelegde brief teruggestuurd met de als productie 15 overgelegde brief. De vorderingen waar het in de brief over ging zijn mij nooit duidelijk geworden. Mijn conclusie uit mijn contacten met de Suiker Unie en Cosun was dat er geen sprake was van een vordering. Ik wist dus niet op welke vorderingen de brief van [advocaat] die ik heb ondertekend betrekking had. Ik was niet zeker van het werkelijk bestaan van die vorderingen. (…) Het was allemaal een hele chaotische toestand met die vorderingen van ZDH. In de administratie van de gefailleerde vennootschap heb ik geen akte van [cessie, rechtbank] aangetroffen. Ik kan mij ook niet herinneren dat [advocaat] en of [eiser] mij ooit een akte van [cessie] heeft getoond. Het was mij ook niet duidelijk op welke vorderingen die [cessie] betrekking had. In het inleidend verzoekschrift zie ik producties die ik nooit eerder heb gezien. De producties 6, 7, 8, 9, 13 en 14 komen mij bekend voor. Productie 6 heb ik destijds besproken met onder andere de heer Knottnerus. Het standpunt van de Suiker Unie was dat daarvoor geen werk was verricht. Met [eiser] heb ik daarover geen overleg kunnen plegen. Nogmaals ik heb niet de bedoeling gehad mee te werken aan een [cessie] van een vordering waarvan ik aan het bestaan twijfelde. Achteraf had ik beter kunnen blijven bij mijn brief van 3 september 2007.(…).’.;
‘(…) Ik heb van [eiser] de aandelen in [Baggeren BV, rechtbank] overgenomen, ik meen in mei 2005. (…) Ik ben niet betrokken geweest bij een opdracht van SuikerUnie aan [Baggeren BV]. Ik ben pas later bij de aandelenoverdracht bij deze kwestie betrokken geraakt. (…) De facturen aan de SuikerUnie waren voor mij belangrijk omdat ik de aandelen in de B.V. had overgenomen. Dat hield verband met het feit dat met die gelden ook nog mensen betaald moesten worden die daar destijds hadden gewerkt. Dat ging om omstreeks 50.000 euro. Na aftrek van die kosten zou het saldo naar [eiser] gaan. (…) Zoals ik hiervoor verklaard heb, zou de B.V. de bedragen die op de facturen zouden worden betaald, doorstorten naar [eiser] V.O.F.’.