ECLI:NL:RBZWB:2020:1834

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5409
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-uitkering aan eiseres na beoordeling van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-uitkering. Eiseres had een verzoek ingediend voor een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande, nadat haar eerdere verzoek was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1993 gescheiden van tafel en bed leeft van haar echtgenoot, maar dat dit huwelijk nog steeds van kracht is. De Svb had eiseres als gehuwd aangemerkt, omdat zij van mening was dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres en haar echtgenoot hebben geen gezamenlijke activiteiten meer en onderhouden enkel contact in het kader van de zorg voor hun kleinkinderen. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk sprake is van duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in de AOW. Dit betekent dat eiseres voor de AOW als ongehuwd moet worden aangemerkt, wat leidt tot een hogere uitkering.

De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Svb vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiseres vanaf 12 april 2019 als ongehuwd moet worden aangemerkt. Tevens is de Svb veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5409 AOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. L.J. Woltring,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 september 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb eiseres haar verzoek tot toekenning van een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande, afgewezen.
In het besluit van 18 oktober 2019 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 5 maart 2020.
Eiseres was hierbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb liet zich vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is in 1989 getrouwd met de heer [naam partner] ( [naam partner] ). Sinds 1993 zijn zij gescheiden van tafel en bed.
Eiseres ontving vanaf 28 juli 2016 een AOW-uitkering naar de norm van een ongehuwde.
Bij besluit van 16 augustus 2017 is het AOW-pensioen van eiseres per 1 augustus 2017 aangepast naar de norm voor een gehuwde, omdat zij volgens de Svb niet duurzaam gescheiden zou leven van [naam partner] . Eiseres is hiertegen in bezwaar en beroep gegaan.
Dit beroep is door deze rechtbank op 6 september 2018 gegrond verklaard. Daarbij heeft de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het besluit van 16 augustus 2017 te herroepen en te bepalen dat eiseres vanaf 1 augustus 2017 moet worden aangemerkt als ongehuwde.
De Svb is tegen deze uitspraak in hoger beroep gegaan bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De CRvB heeft nog geen uitspraak gedaan.
Eiseres heeft in de tussentijd, op 12 april 2019, een nieuw verzoek ingediend voor een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande (het herzieningsverzoek).
Er hebben ter beoordeling van het herzieningsverzoek twee huisbezoeken plaatsgevonden, één bij eiseres op 19 augustus 2019 en één bij [naam partner] op 4 september 2019. De bevindingen naar aanleiding van deze huisbezoeken hebben geleid tot het besluit van 10 september 2019 (het primaire besluit). Het herzieningsverzoek van eiseres werd hierbij afgewezen.
Eiseres is in bezwaar gegaan.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De Svb heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat er geen reden is het ouderdomspensioen van eiseres te herzien naar de norm van een ongehuwde, zoals zij heeft verzocht, omdat niet is gebleken dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
2. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de feiten en omstandigheden zoals deze golden op 12 april 2019 niet blijkt dat sprake was van duurzaam gescheiden leven tussen eiseres en haar echtgenoot [naam partner] . Het is, anders gezegd, de vraag of de Svb eiseres terecht als gehuwd heeft aangemerkt.
3.1.
Eiseres is in 1993 van [naam partner] gescheiden van tafel en bed, in de zin van titel 10, afdeling 1 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De scheiding van tafel en bed doet het huwelijk echter niet eindigen. Als uitgangspunt geldt dan ook dat eiseres als gehuwd moet worden aangemerkt voor de AOW. Een gehuwde ontvangt op grond van de wet een AOW-uitkering ter hoogte van 50% van het nettominimumloon.
3.2.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW wordt echter als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. Een ongehuwde ontvangt een AOW-uitkering ter hoogte van 70% van het nettominimumloon. Eiseres heeft er dus financieel belang bij als ongehuwd te worden aangemerkt.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. [1] Er moet dus worden gekeken naar de feitelijke omstandigheden van het geval. Aangezien een huwelijk een echtelijke samenleving veronderstelt, is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat van duurzaam gescheiden leven sprake is. Het enkele feit dat de scheiding van tafel en bed is uitgesproken, is in ieder geval onvoldoende om hiertoe te kunnen concluderen. Ook het feit dat eiseres en [naam partner] hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben is op zichzelf nog niet voldoende om duurzaam gescheiden leven aan te nemen. [2]
4.1.
In de uitspraak van 6 september 2018 (ECLI:NL:RBZWB:2018:5394) heeft deze rechtbank overwogen dat sprake is van een duurzame gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, waarbij eiseres haar eigen leven leidt als ware zij niet met [naam partner] gehuwd en dat deze toestand als bestendig is bedoeld. Ten tijde van deze uitspraak ging de Svb er nog van uit dat geen sprake was van duurzaam gescheiden leven, omdat eiseres en [naam partner] eens per week ongeveer drie uur samen televisie keken en zij eens per twee weken samen op hun kleinkinderen pasten in Almere. Het hoger beroep tegen deze uitspraak loopt nog.
4.2.
Intussen zijn de omstandigheden gewijzigd, in die zin dat eiseres en [naam partner] niet langer bij elkaar op bezoek gaan en samen televisie kijken. Aan het bestreden besluit heeft de Svb ten grondslag gelegd dat eiseres en [naam partner] eens per twee weken samen tijd doorbrengen tijdens het oppassen op hun kleinkinderen in Almere. Eiseres en [naam partner] rijden daarna samen terug naar [plaats] . Hiermee is, volgens de Svb, sprake van frequent contact met een niet zakelijk karakter, waardoor geen sprake is van een gescheiden leefsituatie.
4.3.
Zoals de Svb ter zitting terecht heeft opgemerkt, speelt de reden waarom eiseres en [naam partner] samen in Almere zijn – namelijk omdat het eiseres te zwaar valt twee dagen voor alle drie de kleinkinderen te zorgen, om welke reden [naam partner] hierbij komt helpen, bij de beoordeling op zichzelf geen rol, maar gaat het om de blote feiten. [3] Er moet gekeken worden naar hoe feitelijk uitvoering wordt gegeven aan de contacten tussen eiseres en [naam partner] . Daarbij gaat de rechtbank uit van het volgende.
4.4.
Eiseres en [naam partner] zijn sinds 1993 gescheiden van tafel en bed. Zij zijn nooit voor de wet gescheiden, omdat zij dit niet mochten vanwege hun geloofsovertuiging (Jehova getuigen). Ze wonen niet meer bij elkaar en delen geen kosten. Ook dragen zij op geen enkele andere wijze zorg voor elkaar. Zij ondernemen geen gezamenlijke activiteiten en hebben niet de sleutel van elkaars woning. Ook gaan ze niet langer naar dezelfde bijeenkomsten van de Jehova’s getuigen. In plaats daarvan wonen zij afzonderlijk van elkaar bijeenkomsten bij op andere tijdstippen, om zo het contact met elkaar te vermijden. Eiseres en [naam partner] zien of spreken elkaar dus niet, behalve wanneer zij op de kleinkinderen passen. Dit doen zij één keer in de twee weken. Eiseres reist dan alleen met de trein naar Almere, waar haar dochter met haar drie kleinkinderen woont, en blijft daar overnachten. [naam partner] komt een dag later naar Almere gereisd met de auto. Hij blijft één dag(deel). Daarna rijden eiseres en [naam partner] samen terug naar [plaats] , waar zij allebei wonen.
4.5.
Al deze feiten en omstandigheden overziend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving die ook als bestendig is bedoeld. Eiseres en [naam partner] leven hun leven alsof zij niet gehuwd zijn met elkaar. Er is weliswaar sprake van enig onderling contact, maar dit contact is beperkt, in die zin dat het enkel draait om de zorg voor de kleinkinderen. Juist nu eiseres en [naam partner] al meer dan 25 jaar niet meer op hetzelfde adres wonen en zij geen enkele financiële band hebben, terwijl in het kader van deze procedure ook nog eens duidelijk is geworden dat er geen enkel ander contact tussen hen plaatsvindt, is dit tweewekelijkse contactmoment onvoldoende om anders te concluderen. Het feit dat eiseres en [naam partner] samen terug naar [plaats] rijden, maakt dit niet anders. Dit contactmoment is in de gegeven omstandigheden niet dusdanig dat gezegd kan worden dat eiseres niet een eigen leven leidt alsof er geen huwelijk is. Het is daarbij de dochter van eiseres die de benzine betaalt, zodat niet gezegd kan worden dat sprake is van enige financiële vermenging of zorg tussen eiseres en [naam partner] op dit punt.
5. De rechtbank concludeert, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, dat eiseres duurzaam gescheiden leeft van [naam partner] in de zin van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b van de AOW. Dit betekent dat zij voor de toepassing van de AOW dient te worden aangemerkt als ongehuwde. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Deze uitspraak zal daarvoor in de plaats treden. Ook herroept de rechtbank het primaire besluit. De rechtbank bepaalt daarbij dat eiseres vanaf 12 april 2019 moet worden aangemerkt als ongehuwd.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Svb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt de Svb verder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat eiseres per 12 april 2019 een AOW-pensioen naar de norm voor een ongehuwde moet worden toegekend;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.H.J. Vermariën, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 16 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 19 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3017, ECLI:NL:CRVB:2019:3018 en ECLI:NL:CRVB:2019:3019.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX9932.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:522.