In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-uitkering. Eiseres had een verzoek ingediend voor een AOW-uitkering naar de norm van een alleenstaande, nadat haar eerdere verzoek was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 1993 gescheiden van tafel en bed leeft van haar echtgenoot, maar dat dit huwelijk nog steeds van kracht is. De Svb had eiseres als gehuwd aangemerkt, omdat zij van mening was dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiseres en haar echtgenoot hebben geen gezamenlijke activiteiten meer en onderhouden enkel contact in het kader van de zorg voor hun kleinkinderen. De rechtbank concludeert dat er wel degelijk sprake is van duurzaam gescheiden leven, zoals bedoeld in de AOW. Dit betekent dat eiseres voor de AOW als ongehuwd moet worden aangemerkt, wat leidt tot een hogere uitkering.
De rechtbank heeft het bestreden besluit van de Svb vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat eiseres vanaf 12 april 2019 als ongehuwd moet worden aangemerkt. Tevens is de Svb veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.